ASAHI SHIMBUN 1,2,3 juni 2014 (Nederlands)
[:nl]
ASAHI SHIMBUN
1, 2 en 3 juni 2014
Van Maki Okubo
(Voor het Japanse artikel klik Maki Okubo 1 juni 14 Asahi Shimbun )
1 JUNI 2014
Kop: ‘Schaamte’ voorbij, willen ontmoeten. Zijkop: Discriminatie, pesten, maar meer en meer denken aan hun oorsprong Naast foto van Hiroshi: Het zoeken naar vader 69 jaar na de oorlog.
Nederlanders met Japanse vader, Nisei, zoeken naar hun vader (*) (zie noot Okubo hieronder). Als kinderen van de oorlog hadden zij in hun jeugd te maken met in de maatschappij levende sterke anti-Japanse gevoelens, met pesten en discriminatie. Ik bezocht Holland om deze Nisei te spreken die nog laat in hun leven branden van verlangen hun ‘wortels’ te vinden.
(*) (noot Okubo) Nederlandse Nisei zijn geboren uit Nederlandse vrouwen en Japanse burgers of aan het Japanse leger verbonden personeel, tijdens de oorlog. Indonesië was een Nederlandse kolonie toen het in 1942 door Japan bezet werd. Na de oorlog gingen de meeste Japanners alleen terug. Ten tijde van de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog gingen vele moeders en kinderen naar Nederland. Gezegd wordt dat er 800 of sommigen zeggen 3000 Nisei in Nederland zijn. In een gemeenschap met zeer sterke anti-Japanse sentimenten, vertelden moeders niet de waarheid aan haar kinderen. Daarom is het werkelijke aantal onbekend. (noot JIN: het officiële cijfer is ‘enkele honderden’, volgens door Dr. L. de Jong in zijn geschiedschrijving. Het cijfer ligt vanwege de door Okubo genoemde factor vermoedelijk hoger, maar hoeveel is onzeker; het getal 800 dat later in zwang is gekomen, berust op zichzelf niet op een duidelijk onderbouwde raming).
Aan de zijkant een rij foto’s met korte teksten (noot JIN: alleen de voornamen worden in de vertaling hier vermeld).
Joyce (67) Vader in Malang heette Yamashita, militair. Moeder vertelde niets, stierf in 1985. Ze wil haar vader kennen, zelfs al zou het een oorlogsmisdadiger zijn. Edward (68) Vader heet Makoto Murakami. Werkte na de oorlog in een reisbureau; stierf in 1977 in Osaka. Moeder hield van hem. Hij wil weten wat voor persoon hij was. Fred (69) Hij hoorde het ’t afgelopen jaar. Zijn tante vertelde dat moeder zijn vader, Nakano, ontmoette in een bar voor militairen in Tegal, Midden Java. Therese (68) Japanse naam is Keiko. Ze heeft een 2 jaar oudere zuster Reiko. Vader was politieman in Oost Java (Nganjuk). Tadashi Mori. Ze wil graag een foto van hem. Joke (67) Vader, Yamada, was werkzaam als spoorwegman in Kodosono, Java. Was tien jaar ouder dan moeder. Hij ondersteunde haar familie voor een living. Juul (69) Hoorde dat vader Japans was in 2000. Volgens tante was vader, Yokoi, officier in Jakarta. Het was een liefdesrelatie naar verluidt. Frans (68) Groeide op in een weeshuis. Erg gepest; dat ik geen crimineel werd is een wonder. Mijn vader Watanabe was op Sumatra beheerder van voedsel voor legervoorzieningen.
Kop: Getroffenen door de oorlog. Families uit elkaar gescheurd. Vader ontmoet met behulp van een memo. HIROSHI Mei 29. Sapporo. De man (61) op het ontmoetingspunt ziet eruit als Hiroshi (68), neus, body, mond, gezichtsvorm, lichaamsfiguur, alles. Ze hebben dezelfde vader, en deze man is zijn jongere broer. Zelfde uiterlijk. ‘Luister rustig; je hebt een oudere broer’. Het was 2011 dat hij het hoorde van een familielid. ‘Het is een Nederlander’. Terugblikkend, op dat moment was zijn geest leeg. Ik heb ook Hiroshi in Nederland ontmoet. Hij is in april 1946 geboren op Oost Java. Zijn moeder is Nederlands, zijn Japanse vader was werkzaam in de katoennijverheid.
Onderschrift bij foto: Hiroshi en zijn vrouw Nell praten over zijn dierbare herinneringen aan zijn vader ’s land. In Roosendaal in Holland.
Volgens cijfers van de Nederlandse regering waren er 40.000 krijgsgevangenen, en 90.000 burgers in interneringskampen. 20.000 personen stierven door ondervoeding en zo meer. (Noot JIN: deze cijfers zijn redelijk accuraat. Het NIOD geeft als aantallen: 42.233 Europese krijgsgevangenen van wie 8200 zijn omgekomen; dat is 19,4% –het percentage doden onder Amerikanen ligt hoger, namelijk: 34%–. Wat de geïnterneerden betreft: ca. 100.000 met een sterftepercentage van 13,6%).
Hiroshi werd als kind van een Japanner gepest. Moeder trouwde niet en voedde hem alleen op, met zijn vader in haar herinnering. Zij stierf in 1993. Zij had een memo bewaard, met de hand geschreven door zijn vader, met zijn adres erop. Met deze sleutel kon hij zijn broer bereiken. (noot JIN: dit gebeurde met de hulp van de heer K. Uchiyama, oud-journalist, die sinds 1995 in samenwerking met de vereniging JIN actief is geweest om vaders en families op te sporen. Eind 2013 ontving hij voor zijn werk van de Nederlandse Ambassadeur in Tokio voor zijn werk een ‘Letter of Gratitude’ ter gelegenheid van zijn 90e verjaardag. Zie voor het verslag hiervan elders op deze site. De non-fictie auteur Yu Takei heeft in 2006 en 2007 Uchiyama en Japans-Indische nakomelingen geïnterviewd, alsmede Japanse families. In 2010 heeft zij een Forum in Tokio over dit onderwerp georganiseerd. Over haar research heeft zij in 2013 een boek laten verschijnen, getiteld Oranda kara no shiroi iraijo; de blanco verzoekformulieren uit Holland. Zie hiervoor elders op deze site).
In de herfst van 2011 bezocht hij Japan, gegidst door zijn broer, en ontmoette hij zijn vader die licht dementerend was, in een tehuis. Hiroshi omarmde hem en liet foto’s zien van de tijd in Indonesië die zijn moeder van toen had bewaard. Zijn vader keek erg verrast en begon te huilen.
Maar Hiroshi ’s geval is eigenlijk een zeldzaam voorbeeld van een ontmoeting van een vader of een familielid met hun Nederlandse kind of zijn familie. De man zei: “Misschien is het vanwege het gevoel van ‘schaamte’. Maar dit zijn de oorlogsgetroffenen die van elkaar gescheiden zijn door het oorlogsgeweld.”
ROB
Kop: “Ook al mocht het een boosdoener zijn.” Minder worden van de anti-Japanse gevoelens, en het zoeken van zijn vader.
‘Schaamte’ is een gevoel dat Nisei kan kwellen. ‘Ik ben het kind van schaamte’. Rob, wonend in het zuiden van Nederland, is door dit gevoel lastig gevallen sinds hij 25 jaar geleden hoorde dat zijn ‘biologische vader’ Japans is. Zijn moeder’ s familie woonde in Pekalongan (Java). Zijn blanke grootvader was krijgsgevangene van Japanse leger, en zijn grootmoeder en moeder moesten werken in legerrestaurants. Zijn moeder is door zijn vader gered toen zij door een Kempei dreigde te worden aangerand. Maar later maakte hij haar tegen haar wil zwanger. Ze vertelde, “Je werd geboren toen ik 19 was. Ik liet je vader het niet weten.” (Noot JIN: in deze vertaling is ‘moesten (werken)’ gebruikt, met de associatie ‘noodgedwongen’. Dit is in overeenstemming met de situatie waarin de buitenkamp-vrouwen doorgaans verkeerden. Die was nijpend door het ontbreken van vaste inkomsten en het afwezig zijn van mannelijke familieleden).
Japanners zijn wrede, slechte mensen. Te midden van een maatschappelijke omgeving met anti-Japanse gevoelens, dacht Rob daar ook zo over. Over zichzelf meende hij dat hij niet welkom was in deze wereld. Door het verlies van zijn mentale evenwicht kon hij zijn werk niet uitoefenen.
In de herfst van 2009 kwam er een keerpunt. Hij was 10 dagen in Japan, op uitnodiging van het Japanse Ministerie van Buitenlandse Zaken (MOFA), in een programma voor Nisei als oorlogsgetroffenen. Hij ontmoette vriendelijke Japanners die beleefd en belangstellend luisterden naar zijn levensverhaal. Het hebben van Japans bloed was geen reden voor schaamte meer. Hij voelde, “het is geen schande Japans bloed te hebben geërfd.“
In Japan werd hij overal in het Japans aangesproken omdat hij er Japans uitziet. Het was een goed gevoel in de maatschappij opgenomen te zijn en niet als een vreemdeling te worden behandeld. Nu is hij geestdriftig op zoek naar zijn vader. Hij heet ‘Kawabata’. “Zelfs al zou hij een slecht persoon zijn, zou ik hem graag ontmoeten. Dat is mijn afkomst. De helft van mijn anker ligt daar.”
SOO// Kop: De tijd dringt. De muur voor het zoeken van vaders.
Het zoeken van vaders van Nisei wordt een serieuze zaak. Bijna 70 jaar zijn voorbij na de oorlog en de meeste mensen uit die tijd zijn overleden. Hierdoor gealarmeerd hebben Japanse onderzoekers die in Nederland leven, een stichting opgericht: voor de mensen die getroffen zijn door de oorlog in de Pacific. Met kennis van Japanse archieven en contacten. De S.O.O. (stichting Oorlogsgetroffenen in de Oost). Zij hebben ook de medewerking van een Japanse NGO die resultaat heeft inzake geboorten en ouderschap van Filipijnse Nisei. Alsmede van een advocatenkantoor dat uittreksels van familieregisters kan aanvragen. Tot nu toe zijn ongeveer veertig vaders gevonden, maar velen waren al gestorven, en de helft weigerde hun familie te ontmoeten. Deze Nisei konden niet eens het graf van hun vader bezoeken. Voor de andere Nisei is de S.O.O. ‘hun laatste hoop’. (Noot JIN: De veertig vaders die worden vermeld zijn bijna allemaal opgespoord vanaf 1995 door de bovengenoemde heer Uchiyama. Van de in 2012 opgerichte stichting S.O.O. is hij erevoorzitter. De zinsnede ‘de helft weigerde’ geeft misschien een verkeerde indruk. Dat een getraceerde vader contact weigerde is slechts bij uitzondering voorgekomen. In de gevallen dat de vader overleden was, diende zijn familie met de situatie om te gaan. Hoe dat ging was van zeer vele factoren afhankelijk. Weigeren, afzien of afwijzen van (verder) contact kwamen zeker voor, maar de onderscheiden percentages zijn moeilijk vast te stellen.)
2 JUNI 2014 ASAHI SHIMBUN
Voor het Japanse artikel klik Maki Okubo 2 juni 14 Asahi Shimbun
RON en zijn moeder
Kop: Moeder heeft hem in herinnering vastgehouden. Zoeken naar vaders/ deel 2/ 69 jaar na de oorlog voor de Nederlandse Nisei. Kop: Tegengehouden om naar Japan te gaan.
In Breda, in het zuiden van Nederland. De vader van Ron (68), Nisei, is ‘Isamu Kuniba’. Hij is de eerste liefde van zijn moeder Truus (85). Truus is als Indische geboren in Indonesië, een voormalige kolonie van Nederland. In 1942 bezette Japan Indië. Als zestienjarige ontmoette zij in haar geboorteplaats Makassar (Sulawesi) ‘Kuniba’. Hij was tien jaar ouder. Droeg een wit Marine uniform. Toen militairen op zoek waren naar arbeiders en vrouwen, verborg hij haar. Hij was een steun voor de familie, nam noodzakelijke spullen voor haar en haar familie mee, en begon in het huis te verblijven. Toen zij vertelde dat zij zwanger was, was hij erg blij. Maar spoedig verloor Japan de oorlog, en hij vroeg haar mee terug te gaan. Haar moeder was er tegen.
Wacht vijf jaar op mij, zei hij, en vertrok. Haar ogen werden rood toen zij eraan terugdacht. Nadat Ron geboren was, trouwde zij met een Indische man, een voormalige POW die de bom in Nagasaki mee had gemaakt, en die terug in Indië kwam. De familie kwam in in 1950 naar Holland en zij kregen zes kinderen. Kuniba kwam nooit ter sprake.
Ron kreeg toen hij 46 was gezondheidsproblemen, die een psychologische oorzaak zouden kunnen hebben, zei de arts. Hij herinnerde zich dat zijn stiefvader hem buitengewoon hard had behandeld. Misschien ben ik niet zijn kind? Toen hij het zijn ouders vroeg vertelden zij dat zijn biologische vader Japans was. Dat was een grote schok voor hem. “Ik ben een kind van Japanners die krijgsgevangenen en burger geïnterneerden zo wreed behandeld hebben.”
In 1998 ging hij met stiefvader en anderen voor het eerst naar Japan, op uitnodiging van de MOFA. Zijn stiefvader vertelde over zijn vreselijke tijd als POW en het lijden als gevolg van de atoombom in Nagasaki. Eén van de Japanse mannen kwam naar hem toe en zei, “Wilt u alstublieft vergeven wat mijn vader’ s generatie u heeft aangedaan?” en maakte een buiging. “Ik kan niet vergeten maar wel vergeven”, zei zijn stiefvader. Ron kon begrijpen waarom hij door hem zo streng was behandeld. Omdat hij een kind van een Japanner was. Hij besloot echter, “Ik zal vergeving schenken juist zoals mijn stiefvader deed.” Drie jaar na de reis overleed hij.
Bij de foto: Oudste zoon Ron en moeder Truus in Holland Breda. Als ik Kuniba-san ontmoet, kan ik hem alleen maar aanstaren, zegt zij.
CLAUDINE en haar moeder
Foto:ik heb mijn vader nooit gehaat, door zijn hulp ben ik hier, zegt Claudine. Met moeder in Spijkenisse. Kop: het hebben van een Japans kind nooit verborgen
Claudine (69) woont in een voorstad van Rotterdam. Haar vader Yasushi Kooro werkte op Oost Java, in Bondowoso. Hij hielp haar moeder, Ottelien (88) toen zij bijna werd opgepikt door de Indonesische politie, in opdracht van het Japanse leger.
Kooro was ongeveer 40 jaar en bracht voedsel om voor de familie te zorgen. In 1944 is Claudine geboren, met de naam Masako. Hij hield haar in zijn armen. Bij het einde van de oorlog moest hij terug. Ofschoon Ottelien met hem mee wilde vertelde hij haar dat hij een gezin in Japan had. Voor geval van nood liet hij wat juwelen achter. Vijf jaar later trouwde Ottelien met een Nederlander. Zij maakte er geen geheim van dat haar dochtertje een Japanse vader had. “Kooro redde me van dwangprostitutie’. In 1961 kwam de hele familie naar Holland. Sinds 1970 hebben zij geprobeerd Kooro te vinden. Masako koestert het juweel dat haar vader heeft achtergelaten, een ketting als gouden vogel met parels. Het dragen geeft ook nu nog een warm gevoel.
3 JUNI 2014 ASAHI SHIMBUN
Voor het Japanse artikel klik Maki Okubo 3 juni 14 Asahi Shimbun
ANTOINETTE en zoon OSCAR/ Kop: Trots op Japans bloed
Oscar (41) woont in Hoevelaken, in het midden van Nederland, hij won een prijs bij een nationale bonsai-wedstrijd. Antoinette, moeder, 68, is een Nisei. In de tuin staan 30 potten bonsai’ s op planken. Kop: De zus die ik als moeder beschouwde.
“Mijn bloed heeft misschien invloed gehad. Ik begon met bonsai eenvoudig omdat ze mooi zijn” zei Oscar. In de tijd van zijn lagere school hoorde hij dat zijn opa een Japanner was. “Wie is mijn grootvader? Waarom zoek je hem niet? vroeg hij herhaaldelijk aan zijn moeder. Zij is geboren in Malang, Oost Java, Indonesië, voor lange tijd een kolonie van Nederland. Toen zij zeven jaar oud was vertelde haar grootmoeder die voor haar zorgde dat degene van wie zij dacht dat zij haar zuster was, in werkelijkheid haar moeder was. En dat haar vader een Japanner was. Zij voegde eraan toe dat zij dit aan niemand mocht vertellen.
De grootouders behandelden haar anders dan de andere kinderen. Ze gaven haar nooit nieuwe kleren of lekker eten. Wanneer ze iets fout deed scholden ze haar uit, “He, je bent toch een Japanse!” In 1958 kwam de familie naar Holland. De moeder kreeg met haar echtgenoot drie kinderen. In 1994 stierf oma voor wie zij had gezorgd. In haar hoofd kwam de gedachte op “om te zoeken naar mijn vader voor mijn zonen die hun roots willen weten.”.
Op de doopakte was de naam van de vader te vinden, Akasaka. Familieleden van haar vertelden dat hij vaak eten bracht, en blikjes met eten, voor de familie. Hij leerde hen ook Aikido. Maar haar moeder zei alleen maar ‘Ik weet het niet’. Zonder iets te vertellen over haar vader kwam ze twee jaar geleden te overlijden.
“Het was een zeer moeilijke kindertijd, maar ik heb het overleefd. Het kan ook mijn Japanse bloed zijn dat ik erg geduldig ben en de kracht heb om vol te houden. Ik ben daar erg trots op”, zeiden Antoinette en Oscar. Oscar voegde eraan toe, “ik wil weten waar mijn DNA en belangstelling vandaan komt.”
ANTONIUS // Kop: wilde graag vader ontmoeten.Foto: leeftijd 69, in voorstad van Amsterdam.
Hij vond zijn vaders familie. Eén van de zeldzame gevallen dat dit gebeurde. Velen kennen hun vader niet. In 1996, met de hulp van een persoon in Japan, vond hij hem, maar één jaar eerder was hij gestorven. Hij had aan zijn vrouw verteld dat hij een kind in Indonesië had. Aan zijn oudste zoon had hij laten weten dat hij instemde met een ontmoeting. Maar hij stierf plotseling. Daarna ging de andere familie bezwaar maken tegen zijn komst. Dus viel zijn droom in duigen om zijn familie te ontmoeten. In 1999 kwam hij naar Japan, in het kader van het MOFA-programma. Hij stond zwijgend bij het graf van zijn vader. ‘Vader ik had u graag willen ontmoeten.” Hij huilde, terugdenkend aan zijn moeilijke jeugd in een weeshuis.
In 2002 ging hij met zijn vrouw, en in 2011 met zijn vrouw en kinderen en kleinkinderen naar Japan. Acht in totaal. Antonius: “Het land is schoon en mooi. De mensen zijn vriendelijk en ik denk dat het een goed land is.” Maar hij weet nog steeds niet wat voor soort iemand zijn vader was. “Het gaat me niet om mijn vaders erfenis. Als de familie geen communicatie wil , dan hoeft het niet. Maar ik zou op zijn minst zijn foto willen hebben.”
Twee van zijn kinderen willen op hun arm een tattoo van het familiewapen dat op het graf van hun grootvader is aangebracht. “Ze willen blijkbaar iets inkerven dat hun verbindt met hun wortels”, zegt Antonius, eenzaam ogend. “Maar ik heb nog geluk. Velen zoeken nog steeds naar hun vader. Ik bid werkelijk dat zij zoveel mogelijk vaders vinden als mogelijk is” .
Maki Okubo (3 juni 2014)
[:en]TER INLEIDING
In November 2013 raakte de journaliste Maki Okubo, van de Japanse krant Asahi Shimbun, geïnteresseerd in Japans-Indische Nakomelingen in Nederland door een ontmoeting in Tokio met Japanse dames van de in Nederland gevestigde stichting Oorlogsgetroffenen in de Oost (S.O.O.) onder wie bestuurslid Miyuki Okuyama. In de maand april van 2014 kwam mevrouw Okubo voor interviews voor veertien dagen naar Nederland. Miyuki en Yukari Tangena van S.O.O. die Nederlands verstaan, hebben haar hier begeleid naar vele gesprekspartners. De vereniging JIN organiseerde op 12 april voor Maki Okubo een druk bezochte bijeenkomst waar zij met nakomelingen kennismaakte, en een lezing hield over de geschiedenis van Japanse kinderen die in China na de capitulatie waren achtergelaten en later in Japan naar familieleden zochten. Maki en haar krant hebben veel aandacht aan deze kwestie besteed. Deze voordracht is vertaald en op onze site te vinden.
De Asahi Shimbun heeft een oplage van meer dan vijf miljoen, en is wat je kan noemen ‘links liberaal’. De andere grote krant, de Yomiuri Shimbun staat als conversatief te boek. Een onderwerp als dit waarin kritische noten over ‘Japan’ voorkomen gaat de Asahi Shimbun blijkbaar niet uit de weg. Uit de cv van Maki: as a newspaper reporter, Maki covers events and situations around the world, but the issues of children, women, minorities, and the socially vulnerable have captured Maki’s particular passion and interest. After graduating from International Christian University (Tokyo) in 1987, Okubo started working for The Asahi Shimbun Company. Now she is working at the Tokyo head office city news division. Okubo is a senior staff writer since 2002. Books by Maki Okubo:
Children Traded for Sex : Innocent Scream, Akashi Shoten, 1997 // Civic Participation to Change the World, Asahi Shimbun Sha, 1998, co-authorship//Don’t Buy Children’s Human Rights: The Story of Pun and Micha, Jiyu Kokumin Sha, 2000//Tomorrow in Another Day: Abused Children, Haga Shoten, 2002// Tomorrow is Another Day: Children in the Asylum, Haga Shoten, 2003//Alas, My Motherland: Japanese Orphans in China Sued the Country, Hassaku sha, 2004 //Japanese Orphans in China: the Process of Abandoning People and Their Struggle after Returning to Japan, Kobunken, 2006 //Follow the False Accusation: 1000 Days of the Shibushi Incident, Asahi Shimbun Sha, 2008 //False Accusation: Documenting the Shibushi incident, Iwanami Shoten, 2009, co-authorship //Children in the Asylum, Kobunken, 2011 //Self-Devotion: the Fights of FAP Genetic Disease Patients and Masako Shitada, 2014
Maki Okubo heeft recentelijk ook de vrouw van de ‘Railwayman’, Patricia Lomax, geïnterviewd toen in Japan promotie maakte voor de gelijknamige film met Colin Firth. Zie voor dit stuk elders op onze site.
Haar artikelen over de ‘Nederlandse Nisei’ verschenen op 1 , 2, en 3 juni in de Asahi Shimbun. Elders op onze site staan links naar deze Japanstalige artikelen. Ze heeft in Nederland nog meer mensen kunnen interviewen, zoals Prof. Muraoka, stichter van de Japan-Nederland-Diasloog, en vertegenwoordigers van de stichting Japanse Ereschulden (JES), en, door bemiddeling van het JIN bestuur, ook Felix Bakker, voormalig dwangarbeider aan de Birma-spoorlijn. Haar artikel hierover is kortgeleden gepubliceerd op de digitale site van de Asahi Shimbun. De link hiernaar staat elders op onze site. Ook is daarbij samengevat wat zij daar over haar interview met Felix Bakker heeft gepubliceerd.
Hieronder volgt een Nederlandse vertaling van de drie artikelen over nakomelingen van 1, 2, en 3 juni jl. Maki’s Engelstalige stuk van 19 juli ’14 is een herschreven stuk, het is geen letterlijke vertaling van het krantenartikel, en het bevat alleen de stof van deel 1, maar niet volledig, en het bevat niet de artikelen van 2 juni en 3 juni 2014. Het is knap wat Maki Okubo als journaliste in die korte tijdspanne heeft opgestoken en in leesbare artikelen heeft verwerkt. In de weergave van haar drie artikelen (een zeer letterlijke vertaling is het niet) zijn door ons voetnoten toegevoegd, die bedoeld zijn ter verduidelijking en verdere informatie.
ASAHI SHIMBUN
1, 2 en 3 juni 2014
Van Maki Okubo
Maki Okubo 1 juni 14 Asahi Shimbun
1 JUNI 2014
Kop: ‘Schaamte’ voorbij, willen ontmoeten. Zijkop: Discriminatie, pesten, maar meer en meer denken aan hun oorsprong Naast foto van Hiroshi: Het zoeken naar vader 69 jaar na de oorlog.
Nederlanders met Japanse vader, Nisei, zoeken naar hun vader (*) (zie noot Okubo hieronder). Als kinderen van de oorlog hadden zij in hun jeugd te maken met in de maatschappij levende sterke anti-Japanse gevoelens, met pesten en discriminatie. Ik bezocht Holland om deze Nisei te spreken die nog laat in hun leven branden van verlangen hun ‘wortels’ te vinden.
(*) (noot Okubo) Nederlandse Nisei zijn geboren uit Nederlandse vrouwen en Japanse burgers of aan het Japanse leger verbonden personeel, tijdens de oorlog. Indonesië was een Nederlandse kolonie toen het in 1942 door Japan bezet werd. Na de oorlog gingen de meeste Japanners alleen terug. Ten tijde van de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog gingen vele moeders en kinderen naar Nederland. Gezegd wordt dat er 800 of sommigen zeggen 3000 Nisei in Nederland zijn. In een gemeenschap met zeer sterke anti-Japanse sentimenten, vertelden moeders niet de waarheid aan haar kinderen. Daarom is het werkelijke aantal onbekend. (noot JIN: het officiële cijfer is ‘enkele honderden’, volgens door Dr. L. de Jong in zijn geschiedschrijving. Het cijfer ligt vanwege de door Okubo genoemde factor vermoedelijk hoger, maar hoeveel is onzeker; het getal 800 dat later in zwang is gekomen, berust op zichzelf niet op een duidelijk onderbouwde raming).
Aan de zijkant een rij foto’s met korte teksten (noot JIN: alleen de voornamen worden in de vertaling hier vermeld).
Joyce (67) Vader in Malang heette Yamashita, militair. Moeder vertelde niets, stierf in 1985. Ze wil haar vader kennen, zelfs al zou het een oorlogsmisdadiger zijn. Edward (68) Vader heet Makoto Murakami. Werkte na de oorlog in een reisbureau; stierf in 1977 in Osaka. Moeder hield van hem. Hij wil weten wat voor persoon hij was. Fred (69) Hij hoorde het ’t afgelopen jaar. Zijn tante vertelde dat moeder zijn vader, Nakano, ontmoette in een bar voor militairen in Tegal, Midden Java. Therese (68) Japanse naam is Keiko. Ze heeft een 2 jaar oudere zuster Reiko. Vader was politieman in Oost Java (Nganjuk). Tadashi Mori. Ze wil graag een foto van hem. Joke (67) Vader, Yamada, was werkzaam als spoorwegman in Kodosono, Java. Was tien jaar ouder dan moeder. Hij ondersteunde haar familie voor een living. Juul (69) Hoorde dat vader Japans was in 2000. Volgens tante was vader, Yokoi, officier in Jakarta. Het was een liefdesrelatie naar verluidt. Frans (68) Groeide op in een weeshuis. Erg gepest; dat ik geen crimineel werd is een wonder. Mijn vader Watanabe was op Sumatra beheerder van voedsel voor legervoorzieningen.
Kop: Getroffenen door de oorlog. Families uit elkaar gescheurd. Vader ontmoet met behulp van een memo. HIROSHI Mei 29. Sapporo. De man (61) op het ontmoetingspunt ziet eruit als Hiroshi (68), neus, body, mond, gezichtsvorm, lichaamsfiguur, alles. Ze hebben dezelfde vader, en deze man is zijn jongere broer. Zelfde uiterlijk. ‘Luister rustig; je hebt een oudere broer’. Het was 2011 dat hij het hoorde van een familielid. ‘Het is een Nederlander’. Terugblikkend, op dat moment was zijn geest leeg. Ik heb ook Hiroshi in Nederland ontmoet. Hij is in april 1946 geboren op Oost Java. Zijn moeder is Nederlands, zijn Japanse vader was werkzaam in de katoennijverheid.
Onderschrift bij foto: Hiroshi en zijn vrouw Nell praten over zijn dierbare herinneringen aan zijn vader ’s land. In Roosendaal in Holland.
Volgens cijfers van de Nederlandse regering waren er 40.000 krijgsgevangenen, en 90.000 burgers in interneringskampen. 20.000 personen stierven door ondervoeding en zo meer. (Noot JIN: deze cijfers zijn redelijk accuraat. Het NIOD geeft als aantallen: 42.233 Europese krijgsgevangenen van wie 8200 zijn omgekomen; dat is 19,4% –het percentage doden onder Amerikanen ligt hoger, namelijk: 34%–. Wat de geïnterneerden betreft: ca. 100.000 met een sterftepercentage van 13,6%).
Hiroshi werd als kind van een Japanner gepest. Moeder trouwde niet en voedde hem alleen op, met zijn vader in haar herinnering. Zij stierf in 1993. Zij had een memo bewaard, met de hand geschreven door zijn vader, met zijn adres erop. Met deze sleutel kon hij zijn broer bereiken. (noot JIN: dit gebeurde met de hulp van de heer K. Uchiyama, oud-journalist, die sinds 1995 in samenwerking met de vereniging JIN actief is geweest om vaders en families op te sporen. Eind 2013 ontving hij voor zijn werk van de Nederlandse Ambassadeur in Tokio voor zijn werk een ‘Letter of Gratitude’ ter gelegenheid van zijn 90e verjaardag. Zie voor het verslag hiervan elders op deze site. De non-fictie auteur Yu Takei heeft in 2006 en 2007 Uchiyama en Japans-Indische nakomelingen geïnterviewd, alsmede Japanse families. In 2010 heeft zij een Forum in Tokio over dit onderwerp georganiseerd. Over haar research heeft zij in 2013 een boek laten verschijnen, getiteld Oranda kara no shiroi iraijo; de blanco verzoekformulieren uit Holland. Zie hiervoor elders op deze site).
In de herfst van 2011 bezocht hij Japan, gegidst door zijn broer, en ontmoette hij zijn vader die licht dementerend was, in een tehuis. Hiroshi omarmde hem en liet foto’s zien van de tijd in Indonesië die zijn moeder van toen had bewaard. Zijn vader keek erg verrast en begon te huilen.
Maar Hiroshi ’s geval is eigenlijk een zeldzaam voorbeeld van een ontmoeting van een vader of een familielid met hun Nederlandse kind of zijn familie. De man zei: “Misschien is het vanwege het gevoel van ‘schaamte’. Maar dit zijn de oorlogsgetroffenen die van elkaar gescheiden zijn door het oorlogsgeweld.”
ROB
Kop: “Ook al mocht het een boosdoener zijn.” Minder worden van de anti-Japanse gevoelens, en het zoeken van zijn vader.
‘Schaamte’ is een gevoel dat Nisei kan kwellen. ‘Ik ben het kind van schaamte’. Rob, wonend in het zuiden van Nederland, is door dit gevoel lastig gevallen sinds hij 25 jaar geleden hoorde dat zijn ‘biologische vader’ Japans is. Zijn moeder’ s familie woonde in Pekalongan (Java). Zijn blanke grootvader was krijgsgevangene van Japanse leger, en zijn grootmoeder en moeder moesten werken in legerrestaurants. Zijn moeder is door zijn vader gered toen zij door een Kempei dreigde te worden aangerand. Maar later maakte hij haar tegen haar wil zwanger. Ze vertelde, “Je werd geboren toen ik 19 was. Ik liet je vader het niet weten.” (Noot JIN: in deze vertaling is ‘moesten (werken)’ gebruikt, met de associatie ‘noodgedwongen’. Dit is in overeenstemming met de situatie waarin de buitenkamp-vrouwen doorgaans verkeerden. Die was nijpend door het ontbreken van vaste inkomsten en het afwezig zijn van mannelijke familieleden).
Japanners zijn wrede, slechte mensen. Te midden van een maatschappelijke omgeving met anti-Japanse gevoelens, dacht Rob daar ook zo over. Over zichzelf meende hij dat hij niet welkom was in deze wereld. Door het verlies van zijn mentale evenwicht kon hij zijn werk niet uitoefenen.
In de herfst van 2009 kwam er een keerpunt. Hij was 10 dagen in Japan, op uitnodiging van het Japanse Ministerie van Buitenlandse Zaken (MOFA), in een programma voor Nisei als oorlogsgetroffenen. Hij ontmoette vriendelijke Japanners die beleefd en belangstellend luisterden naar zijn levensverhaal. Het hebben van Japans bloed was geen reden voor schaamte meer. Hij voelde, “het is geen schande Japans bloed te hebben geërfd.“
In Japan werd hij overal in het Japans aangesproken omdat hij er Japans uitziet. Het was een goed gevoel in de maatschappij opgenomen te zijn en niet als een vreemdeling te worden behandeld. Nu is hij geestdriftig op zoek naar zijn vader. Hij heet ‘Kawabata’. “Zelfs al zou hij een slecht persoon zijn, zou ik hem graag ontmoeten. Dat is mijn afkomst. De helft van mijn anker ligt daar.”
SOO// Kop: De tijd dringt. De muur voor het zoeken van vaders.
Het zoeken van vaders van Nisei wordt een serieuze zaak. Bijna 70 jaar zijn voorbij na de oorlog en de meeste mensen uit die tijd zijn overleden. Hierdoor gealarmeerd hebben Japanse onderzoekers die in Nederland leven, een stichting opgericht: voor de mensen die getroffen zijn door de oorlog in de Pacific. Met kennis van Japanse archieven en contacten. De S.O.O. (stichting Oorlogsgetroffenen in de Oost). Zij hebben ook de medewerking van een Japanse NGO die resultaat heeft inzake geboorten en ouderschap van Filipijnse Nisei. Alsmede van een advocatenkantoor dat uittreksels van familieregisters kan aanvragen. Tot nu toe zijn ongeveer veertig vaders gevonden, maar velen waren al gestorven, en de helft weigerde hun familie te ontmoeten. Deze Nisei konden niet eens het graf van hun vader bezoeken. Voor de andere Nisei is de S.O.O. ‘hun laatste hoop’. (Noot JIN: De veertig vaders die worden vermeld zijn bijna allemaal opgespoord vanaf 1995 door de bovengenoemde heer Uchiyama. Van de in 2012 opgerichte stichting S.O.O. is hij erevoorzitter. De zinsnede ‘de helft weigerde’ geeft misschien een verkeerde indruk. Dat een getraceerde vader contact weigerde is slechts bij uitzondering voorgekomen. In de gevallen dat de vader overleden was, diende zijn familie met de situatie om te gaan. Hoe dat ging was van zeer vele factoren afhankelijk. Weigeren, afzien of afwijzen van (verder) contact kwamen zeker voor, maar de onderscheiden percentages zijn moeilijk vast te stellen.)
2 JUNI 2104 ASAHI SHIMBUN Maki Okubo 2 juni 14 Asahi Shimbun
RON en zijn moeder
Kop: Moeder heeft hem in herinnering vastgehouden. Zoeken naar vaders/ deel 2/ 69 jaar na de oorlog voor de Nederlandse Nisei. Kop: Tegengehouden om naar Japan te gaan.
In Breda, in het zuiden van Nederland. De vader van Ron (68), Nisei, is ‘Isamu Kuniba’. Hij is de eerste liefde van zijn moeder Truus (85). Truus is als Indische geboren in Indonesië, een voormalige kolonie van Nederland. In 1942 bezette Japan Indië. Als zestienjarige ontmoette zij in haar geboorteplaats Makassar (Sulawesi) ‘Kuniba’. Hij was tien jaar ouder. Droeg een wit Marine uniform. Toen militairen op zoek waren naar arbeiders en vrouwen, verborg hij haar. Hij was een steun voor de familie, nam noodzakelijke spullen voor haar en haar familie mee, en begon in het huis te verblijven. Toen zij vertelde dat zij zwanger was, was hij erg blij. Maar spoedig verloor Japan de oorlog, en hij vroeg haar mee terug te gaan. Haar moeder was er tegen.
Wacht vijf jaar op mij, zei hij, en vertrok. Haar ogen werden rood toen zij eraan terugdacht. Nadat Ron geboren was, trouwde zij met een Indische man, een voormalige POW die de bom in Nagasaki mee had gemaakt, en die terug in Indië kwam. De familie kwam in in 1950 naar Holland en zij kregen zes kinderen. Kuniba kwam nooit ter sprake.
Ron kreeg toen hij 46 was gezondheidsproblemen, die een psychologische oorzaak zouden kunnen hebben, zei de arts. Hij herinnerde zich dat zijn stiefvader hem buitengewoon hard had behandeld. Misschien ben ik niet zijn kind? Toen hij het zijn ouders vroeg vertelden zij dat zijn biologische vader Japans was. Dat was een grote schok voor hem. “Ik ben een kind van Japanners die krijgsgevangenen en burger geïnterneerden zo wreed behandeld hebben.”
In 1998 ging hij met stiefvader en anderen voor het eerst naar Japan, op uitnodiging van de MOFA. Zijn stiefvader vertelde over zijn vreselijke tijd als POW en het lijden als gevolg van de atoombom in Nagasaki. Eén van de Japanse mannen kwam naar hem toe en zei, “Wilt u alstublieft vergeven wat mijn vader’ s generatie u heeft aangedaan?” en maakte een buiging. “Ik kan niet vergeten maar wel vergeven”, zei zijn stiefvader. Ron kon begrijpen waarom hij door hem zo streng was behandeld. Omdat hij een kind van een Japanner was. Hij besloot echter, “Ik zal vergeving schenken juist zoals mijn stiefvader deed.” Drie jaar na de reis overleed hij.
Bij de foto: Oudste zoon Ron en moeder Truus in Holland Breda. Als ik Kuniba-san ontmoet, kan ik hem alleen maar aanstaren, zegt zij.
CLAUDINE en haar moeder
Foto:ik heb mijn vader nooit gehaat, door zijn hulp ben ik hier, zegt Claudine. Met moeder in Spijkenisse. Kop: het hebben van een Japans kind nooit verborgen
Claudine (69) woont in een voorstad van Rotterdam. Haar vader Yasushi Kooro werkte op Oost Java, in Bondowoso. Hij hielp haar moeder, Ottelien (88) toen zij bijna werd opgepikt door de Indonesische politie, in opdracht van het Japanse leger.
Kooro was ongeveer 40 jaar en bracht voedsel om voor de familie te zorgen. In 1944 is Claudine geboren, met de naam Masako. Hij hield haar in zijn armen. Bij het einde van de oorlog moest hij terug. Ofschoon Ottelien met hem mee wilde vertelde hij haar dat hij een gezin in Japan had. Voor geval van nood liet hij wat juwelen achter. Vijf jaar later trouwde Ottelien met een Nederlander. Zij maakte er geen geheim van dat haar dochtertje een Japanse vader had. “Kooro redde me van dwangprostitutie’. In 1961 kwam de hele familie naar Holland. Sinds 1970 hebben zij geprobeerd Kooro te vinden. Masako koestert het juweel dat haar vader heeft achtergelaten, een ketting als gouden vogel met parels. Het dragen geeft ook nu nog een warm gevoel.
3 JUNI 2014 ASAHI SHIMBUN Maki Okubo 3 juni 14 Asahi Shimbun
ANTOINETTE en zoon OSCAR/ Kop: Trots op Japans bloed
Oscar (41) woont in Hoevelaken, in het midden van Nederland, hij won een prijs bij een nationale bonsai-wedstrijd. Antoinette, moeder, 68, is een Nisei. In de tuin staan 30 potten bonsai’ s op planken. Kop: De zus die ik als moeder beschouwde.
“Mijn bloed heeft misschien invloed gehad. Ik begon met bonsai eenvoudig omdat ze mooi zijn” zei Oscar. In de tijd van zijn lagere school hoorde hij dat zijn opa een Japanner was. “Wie is mijn grootvader? Waarom zoek je hem niet? vroeg hij herhaaldelijk aan zijn moeder. Zij is geboren in Malang, Oost Java, Indonesië, voor lange tijd een kolonie van Nederland. Toen zij zeven jaar oud was vertelde haar grootmoeder die voor haar zorgde dat degene van wie zij dacht dat zij haar zuster was, in werkelijkheid haar moeder was. En dat haar vader een Japanner was. Zij voegde eraan toe dat zij dit aan niemand mocht vertellen.
De grootouders behandelden haar anders dan de andere kinderen. Ze gaven haar nooit nieuwe kleren of lekker eten. Wanneer ze iets fout deed scholden ze haar uit, “He, je bent toch een Japanse!” In 1958 kwam de familie naar Holland. De moeder kreeg met haar echtgenoot drie kinderen. In 1994 stierf oma voor wie zij had gezorgd. In haar hoofd kwam de gedachte op “om te zoeken naar mijn vader voor mijn zonen die hun roots willen weten.”.
Op de doopakte was de naam van de vader te vinden, Akasaka. Familieleden van haar vertelden dat hij vaak eten bracht, en blikjes met eten, voor de familie. Hij leerde hen ook Aikido. Maar haar moeder zei alleen maar ‘Ik weet het niet’. Zonder iets te vertellen over haar vader kwam ze twee jaar geleden te overlijden.
“Het was een zeer moeilijke kindertijd, maar ik heb het overleefd. Het kan ook mijn Japanse bloed zijn dat ik erg geduldig ben en de kracht heb om vol te houden. Ik ben daar erg trots op”, zeiden Antoinette en Oscar. Oscar voegde eraan toe, “ik wil weten waar mijn DNA en belangstelling vandaan komt.”
ANTONIUS // Kop: wilde graag vader ontmoeten.Foto: leeftijd 69, in voorstad van Amsterdam.
Hij vond zijn vaders familie. Eén van de zeldzame gevallen dat dit gebeurde. Velen kennen hun vader niet. In 1996, met de hulp van een persoon in Japan, vond hij hem, maar één jaar eerder was hij gestorven. Hij had aan zijn vrouw verteld dat hij een kind in Indonesië had. Aan zijn oudste zoon had hij laten weten dat hij instemde met een ontmoeting. Maar hij stierf plotseling. Daarna ging de andere familie bezwaar maken tegen zijn komst. Dus viel zijn droom in duigen om zijn familie te ontmoeten. In 1999 kwam hij naar Japan, in het kader van het MOFA-programma. Hij stond zwijgend bij het graf van zijn vader. ‘Vader ik had u graag willen ontmoeten.” Hij huilde, terugdenkend aan zijn moeilijke jeugd in een weeshuis.
In 2002 ging hij met zijn vrouw, en in 2011 met zijn vrouw en kinderen en kleinkinderen naar Japan. Acht in totaal. Antonius: “Het land is schoon en mooi. De mensen zijn vriendelijk en ik denk dat het een goed land is.” Maar hij weet nog steeds niet wat voor soort iemand zijn vader was. “Het gaat me niet om mijn vaders erfenis. Als de familie geen communicatie wil , dan hoeft het niet. Maar ik zou op zijn minst zijn foto willen hebben.”
Twee van zijn kinderen willen op hun arm een tattoo van het familiewapen dat op het graf van hun grootvader is aangebracht. “Ze willen blijkbaar iets inkerven dat hun verbindt met hun wortels”, zegt Antonius, eenzaam ogend. “Maar ik heb nog geluk. Velen zoeken nog steeds naar hun vader. Ik bid werkelijk dat zij zoveel mogelijk vaders vinden als mogelijk is” .
Maki Okubo (3 juni 2014)
[:ja]TER INLEIDING
In November 2013 raakte de journaliste Maki Okubo, van de Japanse krant Asahi Shimbun, geïnteresseerd in Japans-Indische Nakomelingen in Nederland door een ontmoeting in Tokio met Japanse dames van de in Nederland gevestigde stichting Oorlogsgetroffenen in de Oost (S.O.O.) onder wie bestuurslid Miyuki Okuyama. In de maand april van 2014 kwam mevrouw Okubo voor interviews voor veertien dagen naar Nederland. Miyuki en Yukari Tangena van S.O.O. die Nederlands verstaan, hebben haar hier begeleid naar vele gesprekspartners. De vereniging JIN organiseerde op 12 april voor Maki Okubo een druk bezochte bijeenkomst waar zij met nakomelingen kennismaakte, en een lezing hield over de geschiedenis van Japanse kinderen die in China na de capitulatie waren achtergelaten en later in Japan naar familieleden zochten. Maki en haar krant hebben veel aandacht aan deze kwestie besteed. Deze voordracht is vertaald en op onze site te vinden.
De Asahi Shimbun heeft een oplage van meer dan vijf miljoen, en is wat je kan noemen ‘links liberaal’. De andere grote krant, de Yomiuri Shimbun staat als conversatief te boek. Een onderwerp als dit waarin kritische noten over ‘Japan’ voorkomen gaat de Asahi Shimbun blijkbaar niet uit de weg. Uit de cv van Maki: as a newspaper reporter, Maki covers events and situations around the world, but the issues of children, women, minorities, and the socially vulnerable have captured Maki’s particular passion and interest. After graduating from International Christian University (Tokyo) in 1987, Okubo started working for The Asahi Shimbun Company. Now she is working at the Tokyo head office city news division. Okubo is a senior staff writer since 2002. Books by Maki Okubo:
Children Traded for Sex : Innocent Scream, Akashi Shoten, 1997 // Civic Participation to Change the World, Asahi Shimbun Sha, 1998, co-authorship//Don’t Buy Children’s Human Rights: The Story of Pun and Micha, Jiyu Kokumin Sha, 2000//Tomorrow in Another Day: Abused Children, Haga Shoten, 2002// Tomorrow is Another Day: Children in the Asylum, Haga Shoten, 2003//Alas, My Motherland: Japanese Orphans in China Sued the Country, Hassaku sha, 2004 //Japanese Orphans in China: the Process of Abandoning People and Their Struggle after Returning to Japan, Kobunken, 2006 //Follow the False Accusation: 1000 Days of the Shibushi Incident, Asahi Shimbun Sha, 2008 //False Accusation: Documenting the Shibushi incident, Iwanami Shoten, 2009, co-authorship //Children in the Asylum, Kobunken, 2011 //Self-Devotion: the Fights of FAP Genetic Disease Patients and Masako Shitada, 2014
Maki Okubo heeft recentelijk ook de vrouw van de ‘Railwayman’, Patricia Lomax, geïnterviewd toen in Japan promotie maakte voor de gelijknamige film met Colin Firth. Zie voor dit stuk elders op onze site.
Haar artikelen over de ‘Nederlandse Nisei’ verschenen op 1 , 2, en 3 juni in de Asahi Shimbun. Elders op onze site staan links naar deze Japanstalige artikelen. Ze heeft in Nederland nog meer mensen kunnen interviewen, zoals Prof. Muraoka, stichter van de Japan-Nederland-Diasloog, en vertegenwoordigers van de stichting Japanse Ereschulden (JES), en, door bemiddeling van het JIN bestuur, ook Felix Bakker, voormalig dwangarbeider aan de Birma-spoorlijn. Haar artikel hierover is kortgeleden gepubliceerd op de digitale site van de Asahi Shimbun. De link hiernaar staat elders op onze site. Ook is daarbij samengevat wat zij daar over haar interview met Felix Bakker heeft gepubliceerd.
Hieronder volgt een Nederlandse vertaling van de drie artikelen over nakomelingen van 1, 2, en 3 juni jl. Maki’s Engelstalige stuk van 19 juli ’14 is een herschreven stuk, het is geen letterlijke vertaling van het krantenartikel, en het bevat alleen de stof van deel 1, maar niet volledig, en het bevat niet de artikelen van 2 juni en 3 juni 2014. Het is knap wat Maki Okubo als journaliste in die korte tijdspanne heeft opgestoken en in leesbare artikelen heeft verwerkt. In de weergave van haar drie artikelen (een zeer letterlijke vertaling is het niet) zijn door ons voetnoten toegevoegd, die bedoeld zijn ter verduidelijking en verdere informatie.
ASAHI SHIMBUN
1, 2 en 3 juni 2014
Van Maki Okubo
Maki Okubo 1 juni 14 Asahi Shimbun
1 JUNI 2014
Kop: ‘Schaamte’ voorbij, willen ontmoeten. Zijkop: Discriminatie, pesten, maar meer en meer denken aan hun oorsprong Naast foto van Hiroshi: Het zoeken naar vader 69 jaar na de oorlog.
Nederlanders met Japanse vader, Nisei, zoeken naar hun vader (*) (zie noot Okubo hieronder). Als kinderen van de oorlog hadden zij in hun jeugd te maken met in de maatschappij levende sterke anti-Japanse gevoelens, met pesten en discriminatie. Ik bezocht Holland om deze Nisei te spreken die nog laat in hun leven branden van verlangen hun ‘wortels’ te vinden.
(*) (noot Okubo) Nederlandse Nisei zijn geboren uit Nederlandse vrouwen en Japanse burgers of aan het Japanse leger verbonden personeel, tijdens de oorlog. Indonesië was een Nederlandse kolonie toen het in 1942 door Japan bezet werd. Na de oorlog gingen de meeste Japanners alleen terug. Ten tijde van de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog gingen vele moeders en kinderen naar Nederland. Gezegd wordt dat er 800 of sommigen zeggen 3000 Nisei in Nederland zijn. In een gemeenschap met zeer sterke anti-Japanse sentimenten, vertelden moeders niet de waarheid aan haar kinderen. Daarom is het werkelijke aantal onbekend. (noot JIN: het officiële cijfer is ‘enkele honderden’, volgens door Dr. L. de Jong in zijn geschiedschrijving. Het cijfer ligt vanwege de door Okubo genoemde factor vermoedelijk hoger, maar hoeveel is onzeker; het getal 800 dat later in zwang is gekomen, berust op zichzelf niet op een duidelijk onderbouwde raming).
Aan de zijkant een rij foto’s met korte teksten (noot JIN: alleen de voornamen worden in de vertaling hier vermeld).
Joyce (67) Vader in Malang heette Yamashita, militair. Moeder vertelde niets, stierf in 1985. Ze wil haar vader kennen, zelfs al zou het een oorlogsmisdadiger zijn. Edward (68) Vader heet Makoto Murakami. Werkte na de oorlog in een reisbureau; stierf in 1977 in Osaka. Moeder hield van hem. Hij wil weten wat voor persoon hij was. Fred (69) Hij hoorde het ’t afgelopen jaar. Zijn tante vertelde dat moeder zijn vader, Nakano, ontmoette in een bar voor militairen in Tegal, Midden Java. Therese (68) Japanse naam is Keiko. Ze heeft een 2 jaar oudere zuster Reiko. Vader was politieman in Oost Java (Nganjuk). Tadashi Mori. Ze wil graag een foto van hem. Joke (67) Vader, Yamada, was werkzaam als spoorwegman in Kodosono, Java. Was tien jaar ouder dan moeder. Hij ondersteunde haar familie voor een living. Juul (69) Hoorde dat vader Japans was in 2000. Volgens tante was vader, Yokoi, officier in Jakarta. Het was een liefdesrelatie naar verluidt. Frans (68) Groeide op in een weeshuis. Erg gepest; dat ik geen crimineel werd is een wonder. Mijn vader Watanabe was op Sumatra beheerder van voedsel voor legervoorzieningen.
Kop: Getroffenen door de oorlog. Families uit elkaar gescheurd. Vader ontmoet met behulp van een memo. HIROSHI Mei 29. Sapporo. De man (61) op het ontmoetingspunt ziet eruit als Hiroshi (68), neus, body, mond, gezichtsvorm, lichaamsfiguur, alles. Ze hebben dezelfde vader, en deze man is zijn jongere broer. Zelfde uiterlijk. ‘Luister rustig; je hebt een oudere broer’. Het was 2011 dat hij het hoorde van een familielid. ‘Het is een Nederlander’. Terugblikkend, op dat moment was zijn geest leeg. Ik heb ook Hiroshi in Nederland ontmoet. Hij is in april 1946 geboren op Oost Java. Zijn moeder is Nederlands, zijn Japanse vader was werkzaam in de katoennijverheid.
Onderschrift bij foto: Hiroshi en zijn vrouw Nell praten over zijn dierbare herinneringen aan zijn vader ’s land. In Roosendaal in Holland.
Volgens cijfers van de Nederlandse regering waren er 40.000 krijgsgevangenen, en 90.000 burgers in interneringskampen. 20.000 personen stierven door ondervoeding en zo meer. (Noot JIN: deze cijfers zijn redelijk accuraat. Het NIOD geeft als aantallen: 42.233 Europese krijgsgevangenen van wie 8200 zijn omgekomen; dat is 19,4% –het percentage doden onder Amerikanen ligt hoger, namelijk: 34%–. Wat de geïnterneerden betreft: ca. 100.000 met een sterftepercentage van 13,6%).
Hiroshi werd als kind van een Japanner gepest. Moeder trouwde niet en voedde hem alleen op, met zijn vader in haar herinnering. Zij stierf in 1993. Zij had een memo bewaard, met de hand geschreven door zijn vader, met zijn adres erop. Met deze sleutel kon hij zijn broer bereiken. (noot JIN: dit gebeurde met de hulp van de heer K. Uchiyama, oud-journalist, die sinds 1995 in samenwerking met de vereniging JIN actief is geweest om vaders en families op te sporen. Eind 2013 ontving hij voor zijn werk van de Nederlandse Ambassadeur in Tokio voor zijn werk een ‘Letter of Gratitude’ ter gelegenheid van zijn 90e verjaardag. Zie voor het verslag hiervan elders op deze site. De non-fictie auteur Yu Takei heeft in 2006 en 2007 Uchiyama en Japans-Indische nakomelingen geïnterviewd, alsmede Japanse families. In 2010 heeft zij een Forum in Tokio over dit onderwerp georganiseerd. Over haar research heeft zij in 2013 een boek laten verschijnen, getiteld Oranda kara no shiroi iraijo; de blanco verzoekformulieren uit Holland. Zie hiervoor elders op deze site).
In de herfst van 2011 bezocht hij Japan, gegidst door zijn broer, en ontmoette hij zijn vader die licht dementerend was, in een tehuis. Hiroshi omarmde hem en liet foto’s zien van de tijd in Indonesië die zijn moeder van toen had bewaard. Zijn vader keek erg verrast en begon te huilen.
Maar Hiroshi ’s geval is eigenlijk een zeldzaam voorbeeld van een ontmoeting van een vader of een familielid met hun Nederlandse kind of zijn familie. De man zei: “Misschien is het vanwege het gevoel van ‘schaamte’. Maar dit zijn de oorlogsgetroffenen die van elkaar gescheiden zijn door het oorlogsgeweld.”
ROB
Kop: “Ook al mocht het een boosdoener zijn.” Minder worden van de anti-Japanse gevoelens, en het zoeken van zijn vader.
‘Schaamte’ is een gevoel dat Nisei kan kwellen. ‘Ik ben het kind van schaamte’. Rob, wonend in het zuiden van Nederland, is door dit gevoel lastig gevallen sinds hij 25 jaar geleden hoorde dat zijn ‘biologische vader’ Japans is. Zijn moeder’ s familie woonde in Pekalongan (Java). Zijn blanke grootvader was krijgsgevangene van Japanse leger, en zijn grootmoeder en moeder moesten werken in legerrestaurants. Zijn moeder is door zijn vader gered toen zij door een Kempei dreigde te worden aangerand. Maar later maakte hij haar tegen haar wil zwanger. Ze vertelde, “Je werd geboren toen ik 19 was. Ik liet je vader het niet weten.” (Noot JIN: in deze vertaling is ‘moesten (werken)’ gebruikt, met de associatie ‘noodgedwongen’. Dit is in overeenstemming met de situatie waarin de buitenkamp-vrouwen doorgaans verkeerden. Die was nijpend door het ontbreken van vaste inkomsten en het afwezig zijn van mannelijke familieleden).
Japanners zijn wrede, slechte mensen. Te midden van een maatschappelijke omgeving met anti-Japanse gevoelens, dacht Rob daar ook zo over. Over zichzelf meende hij dat hij niet welkom was in deze wereld. Door het verlies van zijn mentale evenwicht kon hij zijn werk niet uitoefenen.
In de herfst van 2009 kwam er een keerpunt. Hij was 10 dagen in Japan, op uitnodiging van het Japanse Ministerie van Buitenlandse Zaken (MOFA), in een programma voor Nisei als oorlogsgetroffenen. Hij ontmoette vriendelijke Japanners die beleefd en belangstellend luisterden naar zijn levensverhaal. Het hebben van Japans bloed was geen reden voor schaamte meer. Hij voelde, “het is geen schande Japans bloed te hebben geërfd.“
In Japan werd hij overal in het Japans aangesproken omdat hij er Japans uitziet. Het was een goed gevoel in de maatschappij opgenomen te zijn en niet als een vreemdeling te worden behandeld. Nu is hij geestdriftig op zoek naar zijn vader. Hij heet ‘Kawabata’. “Zelfs al zou hij een slecht persoon zijn, zou ik hem graag ontmoeten. Dat is mijn afkomst. De helft van mijn anker ligt daar.”
SOO// Kop: De tijd dringt. De muur voor het zoeken van vaders.
Het zoeken van vaders van Nisei wordt een serieuze zaak. Bijna 70 jaar zijn voorbij na de oorlog en de meeste mensen uit die tijd zijn overleden. Hierdoor gealarmeerd hebben Japanse onderzoekers die in Nederland leven, een stichting opgericht: voor de mensen die getroffen zijn door de oorlog in de Pacific. Met kennis van Japanse archieven en contacten. De S.O.O. (stichting Oorlogsgetroffenen in de Oost). Zij hebben ook de medewerking van een Japanse NGO die resultaat heeft inzake geboorten en ouderschap van Filipijnse Nisei. Alsmede van een advocatenkantoor dat uittreksels van familieregisters kan aanvragen. Tot nu toe zijn ongeveer veertig vaders gevonden, maar velen waren al gestorven, en de helft weigerde hun familie te ontmoeten. Deze Nisei konden niet eens het graf van hun vader bezoeken. Voor de andere Nisei is de S.O.O. ‘hun laatste hoop’. (Noot JIN: De veertig vaders die worden vermeld zijn bijna allemaal opgespoord vanaf 1995 door de bovengenoemde heer Uchiyama. Van de in 2012 opgerichte stichting S.O.O. is hij erevoorzitter. De zinsnede ‘de helft weigerde’ geeft misschien een verkeerde indruk. Dat een getraceerde vader contact weigerde is slechts bij uitzondering voorgekomen. In de gevallen dat de vader overleden was, diende zijn familie met de situatie om te gaan. Hoe dat ging was van zeer vele factoren afhankelijk. Weigeren, afzien of afwijzen van (verder) contact kwamen zeker voor, maar de onderscheiden percentages zijn moeilijk vast te stellen.)
2 JUNI 2104 ASAHI SHIMBUN Maki Okubo 2 juni 14 Asahi Shimbun
RON en zijn moeder
Kop: Moeder heeft hem in herinnering vastgehouden. Zoeken naar vaders/ deel 2/ 69 jaar na de oorlog voor de Nederlandse Nisei. Kop: Tegengehouden om naar Japan te gaan.
In Breda, in het zuiden van Nederland. De vader van Ron (68), Nisei, is ‘Isamu Kuniba’. Hij is de eerste liefde van zijn moeder Truus (85). Truus is als Indische geboren in Indonesië, een voormalige kolonie van Nederland. In 1942 bezette Japan Indië. Als zestienjarige ontmoette zij in haar geboorteplaats Makassar (Sulawesi) ‘Kuniba’. Hij was tien jaar ouder. Droeg een wit Marine uniform. Toen militairen op zoek waren naar arbeiders en vrouwen, verborg hij haar. Hij was een steun voor de familie, nam noodzakelijke spullen voor haar en haar familie mee, en begon in het huis te verblijven. Toen zij vertelde dat zij zwanger was, was hij erg blij. Maar spoedig verloor Japan de oorlog, en hij vroeg haar mee terug te gaan. Haar moeder was er tegen.
Wacht vijf jaar op mij, zei hij, en vertrok. Haar ogen werden rood toen zij eraan terugdacht. Nadat Ron geboren was, trouwde zij met een Indische man, een voormalige POW die de bom in Nagasaki mee had gemaakt, en die terug in Indië kwam. De familie kwam in in 1950 naar Holland en zij kregen zes kinderen. Kuniba kwam nooit ter sprake.
Ron kreeg toen hij 46 was gezondheidsproblemen, die een psychologische oorzaak zouden kunnen hebben, zei de arts. Hij herinnerde zich dat zijn stiefvader hem buitengewoon hard had behandeld. Misschien ben ik niet zijn kind? Toen hij het zijn ouders vroeg vertelden zij dat zijn biologische vader Japans was. Dat was een grote schok voor hem. “Ik ben een kind van Japanners die krijgsgevangenen en burger geïnterneerden zo wreed behandeld hebben.”
In 1998 ging hij met stiefvader en anderen voor het eerst naar Japan, op uitnodiging van de MOFA. Zijn stiefvader vertelde over zijn vreselijke tijd als POW en het lijden als gevolg van de atoombom in Nagasaki. Eén van de Japanse mannen kwam naar hem toe en zei, “Wilt u alstublieft vergeven wat mijn vader’ s generatie u heeft aangedaan?” en maakte een buiging. “Ik kan niet vergeten maar wel vergeven”, zei zijn stiefvader. Ron kon begrijpen waarom hij door hem zo streng was behandeld. Omdat hij een kind van een Japanner was. Hij besloot echter, “Ik zal vergeving schenken juist zoals mijn stiefvader deed.” Drie jaar na de reis overleed hij.
Bij de foto: Oudste zoon Ron en moeder Truus in Holland Breda. Als ik Kuniba-san ontmoet, kan ik hem alleen maar aanstaren, zegt zij.
CLAUDINE en haar moeder
Foto:ik heb mijn vader nooit gehaat, door zijn hulp ben ik hier, zegt Claudine. Met moeder in Spijkenisse. Kop: het hebben van een Japans kind nooit verborgen
Claudine (69) woont in een voorstad van Rotterdam. Haar vader Yasushi Kooro werkte op Oost Java, in Bondowoso. Hij hielp haar moeder, Ottelien (88) toen zij bijna werd opgepikt door de Indonesische politie, in opdracht van het Japanse leger.
Kooro was ongeveer 40 jaar en bracht voedsel om voor de familie te zorgen. In 1944 is Claudine geboren, met de naam Masako. Hij hield haar in zijn armen. Bij het einde van de oorlog moest hij terug. Ofschoon Ottelien met hem mee wilde vertelde hij haar dat hij een gezin in Japan had. Voor geval van nood liet hij wat juwelen achter. Vijf jaar later trouwde Ottelien met een Nederlander. Zij maakte er geen geheim van dat haar dochtertje een Japanse vader had. “Kooro redde me van dwangprostitutie’. In 1961 kwam de hele familie naar Holland. Sinds 1970 hebben zij geprobeerd Kooro te vinden. Masako koestert het juweel dat haar vader heeft achtergelaten, een ketting als gouden vogel met parels. Het dragen geeft ook nu nog een warm gevoel.
3 JUNI 2014 ASAHI SHIMBUN Maki Okubo 3 juni 14 Asahi Shimbun
ANTOINETTE en zoon OSCAR/ Kop: Trots op Japans bloed
Oscar (41) woont in Hoevelaken, in het midden van Nederland, hij won een prijs bij een nationale bonsai-wedstrijd. Antoinette, moeder, 68, is een Nisei. In de tuin staan 30 potten bonsai’ s op planken. Kop: De zus die ik als moeder beschouwde.
“Mijn bloed heeft misschien invloed gehad. Ik begon met bonsai eenvoudig omdat ze mooi zijn” zei Oscar. In de tijd van zijn lagere school hoorde hij dat zijn opa een Japanner was. “Wie is mijn grootvader? Waarom zoek je hem niet? vroeg hij herhaaldelijk aan zijn moeder. Zij is geboren in Malang, Oost Java, Indonesië, voor lange tijd een kolonie van Nederland. Toen zij zeven jaar oud was vertelde haar grootmoeder die voor haar zorgde dat degene van wie zij dacht dat zij haar zuster was, in werkelijkheid haar moeder was. En dat haar vader een Japanner was. Zij voegde eraan toe dat zij dit aan niemand mocht vertellen.
De grootouders behandelden haar anders dan de andere kinderen. Ze gaven haar nooit nieuwe kleren of lekker eten. Wanneer ze iets fout deed scholden ze haar uit, “He, je bent toch een Japanse!” In 1958 kwam de familie naar Holland. De moeder kreeg met haar echtgenoot drie kinderen. In 1994 stierf oma voor wie zij had gezorgd. In haar hoofd kwam de gedachte op “om te zoeken naar mijn vader voor mijn zonen die hun roots willen weten.”.
Op de doopakte was de naam van de vader te vinden, Akasaka. Familieleden van haar vertelden dat hij vaak eten bracht, en blikjes met eten, voor de familie. Hij leerde hen ook Aikido. Maar haar moeder zei alleen maar ‘Ik weet het niet’. Zonder iets te vertellen over haar vader kwam ze twee jaar geleden te overlijden.
“Het was een zeer moeilijke kindertijd, maar ik heb het overleefd. Het kan ook mijn Japanse bloed zijn dat ik erg geduldig ben en de kracht heb om vol te houden. Ik ben daar erg trots op”, zeiden Antoinette en Oscar. Oscar voegde eraan toe, “ik wil weten waar mijn DNA en belangstelling vandaan komt.”
ANTONIUS // Kop: wilde graag vader ontmoeten.Foto: leeftijd 69, in voorstad van Amsterdam.
Hij vond zijn vaders familie. Eén van de zeldzame gevallen dat dit gebeurde. Velen kennen hun vader niet. In 1996, met de hulp van een persoon in Japan, vond hij hem, maar één jaar eerder was hij gestorven. Hij had aan zijn vrouw verteld dat hij een kind in Indonesië had. Aan zijn oudste zoon had hij laten weten dat hij instemde met een ontmoeting. Maar hij stierf plotseling. Daarna ging de andere familie bezwaar maken tegen zijn komst. Dus viel zijn droom in duigen om zijn familie te ontmoeten. In 1999 kwam hij naar Japan, in het kader van het MOFA-programma. Hij stond zwijgend bij het graf van zijn vader. ‘Vader ik had u graag willen ontmoeten.” Hij huilde, terugdenkend aan zijn moeilijke jeugd in een weeshuis.
In 2002 ging hij met zijn vrouw, en in 2011 met zijn vrouw en kinderen en kleinkinderen naar Japan. Acht in totaal. Antonius: “Het land is schoon en mooi. De mensen zijn vriendelijk en ik denk dat het een goed land is.” Maar hij weet nog steeds niet wat voor soort iemand zijn vader was. “Het gaat me niet om mijn vaders erfenis. Als de familie geen communicatie wil , dan hoeft het niet. Maar ik zou op zijn minst zijn foto willen hebben.”
Twee van zijn kinderen willen op hun arm een tattoo van het familiewapen dat op het graf van hun grootvader is aangebracht. “Ze willen blijkbaar iets inkerven dat hun verbindt met hun wortels”, zegt Antonius, eenzaam ogend. “Maar ik heb nog geluk. Velen zoeken nog steeds naar hun vader. Ik bid werkelijk dat zij zoveel mogelijk vaders vinden als mogelijk is” .
Maki Okubo (3 juni 2014)
[:]