Lezing Maki Okubo
Bijeenkomst JIN, De Bilt, 12 April 2014
Maki Okubo, Asahi Shimbun
Japanse kinderen in China achtergelaten
Vertaald naar het Nederlands door Aya Ezawa
Inleiding
Dank u voor uw introductie. Mijn naam is Maki Okubo en ik ben als journalist verbonden aan de Japanse krant Asahi Shimbun. Ik ben erg blij aan deze bijeenkomst deel te kunnen nemen. Ik stel in het bijzonder op prijs bij deze gelegenheid met u kennis te kunnen maken, en over mijn onderzoek te kunnen vertellen.
Ik ben sinds 3 april in Nederland en heb bij de planning van mijn reis grote steun van het bestuur van SOO ontvangen. Tot mijn vertrek op 18 april zal ik een drukke agenda hebben met onderzoek en interviews. Vandaag zijn er enkele mensen aanwezig die ik in het kader van mijn onderzoek al heb kunnen spreken. Ik dank u van harte voor uw medewerking. Ik ben sinds het begin van mijn loopbaan als journalist 27 jaar geleden bezig met het onderzoek van zogenoemde chugoku zanryu nihonjin koji, met name Japanse kinderen die tijdens de oorlog in China zijn achtergelaten. Sinds 20 jaar ben ik ook bezig met onderzoek over mensen met Japanse afkomst in de Filipijnen. In deze lezing zal ik over deze twee groepen vertellen.
Voorgeschiedenis
Zoals u waarschijnlijk weet is Japan in de jaren 1930 bij China binnengevallen. Japan heeft in het noordoosten van China de staat ‘Mantsjoerije’ gevormd en daar een marionettenregering neergezet. De Japanse staat heeft ook een groot aantal Japanse burgers naar Mantsjoerije gestuurd vlakbij de grens met de Sovjet-Unie. Het kleine land Japan heeft zo rond 270,000 boeren uitgezonden. In Japan worden deze mensen kaitakudan, pioniers genoemd. Eigenlijk betekent kaitaku het in cultuur brengen van wilde natuur. Maar in feite hebben deze pioniers het land en de huizen van Chinese mensen gestolen en bezet. De mensen echter die vanuit Japan naar China gingen wisten dit niet, en hoopten hun droom waar te maken en hun eigen land en landgoed te kunnen opbouwen.
Met de inval van Japan op Pearl Harbor begon de oorlog in Azië; Japan capituleerde in 1945. Maar, voor het einde van de oorlog riep Japan deze pioniers op om als militair voor Japan te vechten. De mannen verlieten dus het gebied, en in de regio vlakbij de grens met de Sovjetunie bleven vrouwen, oudere mensen, en kinderen achter.
Op 9 augustus 1945 begon de invasie van Mantsjoerije door de Sovjet-Unie. Het Japanse leger dat Mantsjoerije eigenlijk moest beschermen was alvast naar het zuiden vertrokken. De vrouwen, kinderen, en oudere Japanners die als pioniers naar Mantsjoerije waren gekomen wisten niet waar ze naartoe moesten vluchten. Ze moesten niet alleen voor de sovjet militairen vluchten. De woede van Chinezen die onder de bezetting van de Japanners hadden geleden ontplofte, en de pioniers werden aangevallen. Met zeer weinig spullen vluchtten ze naar het zuiden. Veel mensen zijn in deze tijd overleden. Mensen die de vlucht overleefden moesten zich na de capitulatie van Japan op 15 augustus in een kamp laten opsluiten. Veel mensen zijn door honger en kou overleden. In Mantsjoerije wordt het tussen minus 20 en minus dertig graden in de winter. Veel mensen hadden geen extra of warme kleren, en onvoldoende voedsel.
Na schatting waren er ongeveer 1.5 miljoen Japanners in het noordoosten van China. Ongeveer 250,000 mensen van hen overleden in de tijd rondom het einde van de oorlog. Een derde van de mensen die zijn overleden waren pioniers.
Kinderen
Kinderen waren door deze ontwikkelingen ook getroffen. In sommige gevallen overleed de moeder tijdens het vluchten, en een baby was in het veld achtergelaten. Kinderen die in de gevechten hun ouders kwijtraakten worden door Chinezen opgenomen en opgevoed. Er waren ook veel Japanse ouders die hun kinderen aan Chinezen gaven, omdat zij dachten dat de kinderen het kampleven niet zouden overleven. De meeste Chinezen die Japanse kinderen hebben opgevoed waren stellen zonder hun eigen kinderen. Maar soms gebeurde het dan dat toch een biologisch kind later wordt geboren, en het Japanse kind wordt daarom weggestuurd. Sommige worden verkocht, of kinderen worden simpelweg als een paar extra handen beschouwd en moesten werken. Er zijn zeer veel van deze Japanse kinderen die nooit naar school mochten gaan, en daarom niet in het Chinees konden lezen of schrijven.
Maar, er waren niet alleen slechte stiefouders, er waren ook stiefouders die de Japanse weeskinderen met veel liefde hebben opgevoed. Zelf als zij later nog hun eigen kind kregen, hebben sommigen het Japanse kind naar de universiteit gestuurd, omdat zij vonden dat het zo slim was. Het was een morele daad, het kind van de vijand die in het land was binnengevallen op te voeden. Ik heb zeer veel respect voor de Chinese ouders die de kinderen hebben opgevoed.
Kinderen die tijdens de capitulatie al relatief groot waren – een jaar of 6 – konden zich herinneren dat zij Japanners waren. Maar jongere kinderen konden niet weten dat zij Japanners waren. Sommigen wisten het omdat zij tijdens hun jeugd door mensen in hun omgeving als Japanner worden uitgescholden. Maar er waren ook ouders die het feit dat de kinderen Japans waren geheim hielden en daarom vaak verhuisden.
De in China achtergelaten Japanse weeskinderen werden door Chinezen als ‘Japanse duivels’ uitgescholden, en veel van hun werden gepest. Op school werd kritisch over de Japanse inval gesproken. Toen de culturele revolutie in 1966 begon – de kinderen waren toen tussen 20 en 30 jaar oud – werden mensen op basis van het feit dat zij Japanners waren meteen als spion beschouwd. Sommigen moesten zich in publiek zelf bekritiseren, omdat zij met een Japanner getrouwd waren. Daarom hebben veel mensen spullen die hun Japanse achtergrond konden aantonen – foto’s, de Japanse kleren die ze droegen toen zij naar de Chinese ouders kwamen, brieven en papieren waar ouders hun namen en adres hadden achtergelaten, vernietigt omdat zij bang voor vervolging waren. Dit was natuurlijk een grote beperking toen zij later naar hun biologische ouders zochten.
Acties na het herstel van de betrekkingen (1972)
De diplomatieke relaties tussen Japan en China zijn in 1972 hersteld. Daarna gingen een aantal Japanse families naar China om naar hun kinderen, broers of zussen te zoeken. Het communistische China was geen makkelijk land om naar toe te gaan. Het was heel erg moeilijk naar China te reizen. Maar toen Japanse families in China op zoek gingen, kwam een groot aantal mensen naar hun hotel en riepen: “Ik ben Japanner!” Vandaar dat men begreep dat er kinderen in China waren achtergelaten. Er waren ook veel Japanse kinderen die brieven naar de Japanse ambassade stuurden, maar er waren geen bewegingen of acties vanuit de Japanse regering.
De Japanse krant Asahi Shimbun werkte samen met een vrijwilligersorganisatie aan een campagne om foto’s en spullen van de kinderen te verzamelen en te tonen, van de tijd toen zij door hun ouders waren achtergelaten. Vervolgens waren er mensen die in de krant de foto’s zagen en zeiden: “Is dit niet onze zus?”” Of: “Dit is onze oudste zoon!” en naar voren kwamen.
De Japanse regering kon vanwege deze ontwikkelingen niet meer stil blijven zitten. Sinds 1981 heeft de Japanse regering het mogelijk gemaakt voor deze kinderen om naar Japan te gaan, en naar hun ouders te zoeken. Om precies te zijn gaat het om kinderen die tijdens de capitulatie jonger dan 12 jaar waren, en van wie beide ouders Japanners waren.
Ze kwamen twee weken lang naar Japan, en hun aanwezigheid werd door verschillende middelen in de nieuws gezet. De aanpak was te wachten tot de familie vanzelf naar voren kwam om te bevestigen dat het hun eigen kind was. In sommige gevallen was het een moedervlek, of een litteken van hun kindertijd, of herinnering van rivier of boom voor het huis waar ze vroegen woonden, waardoor ze geïdentificeerd werden.
De hoogtepunt van deze zoekacties was in 1986; in dat jaar kwamen 550 mensen naar Japan. Daarna kwamen ongeveer 50 mensen per jaar naar Japan om naar hun ouders te zoeken. In de laatste 10 jaar zijn de aantallen sterk afgenomen, maar er zijn wel mensen die nu pas het feit tegenkomen dat zij Japans zijn. Soms is er maar een persoon die naar Japan komt, maar de zoekacties gaan verder.
Terugkeer naar Japan
Er zijn 2800 mensen die aangegeven hebben een Japans weeskind te zijn, en van 1300 daarvan is de familie gevonden.
Tussen 1980 en 2000 was China een ontwikkelingsland, en omdat veel weeskinderen op het platte land verbleven, wilden de meesten naar Japan terugkeren. In China stond het niet vrij te verhuizen, en als men in een klein dorpje was geboren, dan moesten ze daar ook tot hun dood blijven. Daarom wensten veel van deze kinderen Japanner te zijn, en naar Japan terug te keren.
Maar de weg naar een duurzaam verblijf in Japan was ingewikkeld. Ik kan niet alle details hier weergeven, maar het was pas in 1994 dat een kind dat naar Japan wilde terug te keren dat ook kon. Dit was 49 jaar na het einde van de oorlog.
Tot nu zijn ongeveer 2500 weeskinderen met hun familie naar Japan gekomen.
De weeskinderen zijn in principe 100% Japans. Beide ouders waren Japans, maar de voorwaarde om naar Japan terug te kunnen keren was dat zij achtergelaten waren. Mensen die hun familie en identiteit hebben kunnen bevestigen kunnen de Japanse nationaliteit bemachtigen. Mensen die niet hun gegevens kunnen vinden, mogen op basis van het feit dat beide ouders Japanners zijn bij de familierechter zich een nieuwe Japanse naam laten toewijzen, en de Japanse nationaliteit bemachtigen.
Maar, ondanks het feit dat deze kinderen in principe 100% Japans zijn, zijn ze ook mensen die als Chinezen zijn opgevoed en die lange tijd in de Chinese maatschappij hebben geleefd. Wat hun taal en cultuur betreft, zijn zij helemaal Chinees. Nadat zij naar Japan zijn teruggekeerd moesten zij allereerst de Japanse taal leren, en de Japanse cultuur en omgang leren. De steun van de overheid voor deze activiteiten was onvoldoende. Daarom spreken de meesten niet voldoende Japans, maar moesten wel een baan vinden. Dat betekende dat het niveau van hun levensomstandigheden in de meeste gevallen erg laag is. Ik heb zelf honderden kinderen geïnterviewd, en er waren maar heel weinig die echt vloeiend Japans spraken. Desondanks werken zij en hun familieleden hard om zelfstandig in Japan te kunnen leven.
Al 10 jaar geleden begon er een rechtszaak tegen de Japanse staat, dat de steun van de overheid voor deze mensen onvoldoende was. Ongeveer 90% van de kinderen die naar Japan waren teruggekeerd, met name 2200, ondanks het feit dat zij nauwelijks de Japanse taal beheersten, dienden een aanklacht in, bij 15 verschillende rechtbanken in Japan. De meeste rechtszaken verliepen zonder succes, maar door deze activiteit werd er veel over dit onderwerp in het openbaar gesproken, en sinds 2008 is de bijstand voor hun onderhoud door de overheid verhoogd.
Vanwege deze ontwikkelingen is het nu mogelijk voor deze kinderen, die meer dan 70 jaar oud zijn, relatief tevreden in Japan te kunnen leven. Hun ervaringen tonen aan hoe belangrijk het is dat mensen voor hun rechten opstaan en vechten. Ik heb de indruk dat mensen die met hun kinderen en kleinkinderen in Japan leven zich nu vaak gelukkig en tevreden voelen. Maar mensen die nog steeds hun familie niet hebben gevonden vragen zich nog steeds af ‘wie ben ik’, of ‘ wie zijn mijn ouders. In de avond van hun leven, hebben zij nog steeds een sterke wens te weten wie ze zijn. Ze weten hun echte naam niet. Het lijkt erop dat de littekens van de oorlog op deze manier nog lang als pijn in de harten van deze mensen te voelen zijn.
Filipijnen
Vervolgens wil ik over mensen van Japanse afkomst in de Filipijnen praten; de situatie in de Filipijnen is anders dan in het geval van de Japanse kinderen die in China zijn achtergelaten. Wel zijn er gelijkenissen met de ervaringen van Japanse Nakomelingen in Nederland.
De meeste Japanners in de Filipijnen hebben een Japanse vader, die naar de Filipijnen is geïmmigreerd, en een Filipijnse moeder. Voor de oorlog gingen veel Japanners naar de Filipijnen vanwege de hennep teelt en de productie van linnen vlakbij Manila. Rond 30,000 Japanners vertrokken naar de Filipijnen, en bouwden daar een welvarende Japanse maatschappij op. Maar, vanwege de oorlog werden de eerste en tweede generatie Japanners door het militair gezag opgeroepen, en na de capitulatie werden vaders van de eerste generatie onder dwang gerepatrieerd. De moeders en de tweede generatie bleven zo in de Filipijnen achter. De tweede generatie ervoer heftige anti-Japanse gevoelens en discriminatie, en hield daarom hun Japanse identiteit geheim. De meesten konden niet naar school, en leefden een arm leven.
Omdat veel van deze mensen voor de oorlog in een welvarende Japanse maatschappij in de Filipijnen verkeerden, zijn veel mensen van de tweede generatie voor de oorlog naar een Japanse school gegaan, en konden daarom nog Japanse liedjes zingen die ik zelf niet ken. Hun identiteit is voor hun een onderwerp van grote belangstelling.
Er zijn inmiddels 3000 mensen die zich als leden van de tweede generatie hebben opgegeven. Maar in het geval van 800 van hun is het niet duidelijk wie ze zijn. Tijdens de tweede wereld oorlog zijn veel geboorte- en huwelijksaktes tijdens de gevechten verbrand.
Volgens de Japanse wet ontvangt het kind van een Japanse vader de Japanse nationaliteit. De tweede generatie is weliswaar voor slechts 50% Japans, maar omdat de vader Japans is, kunnen zij, als zij hiervan bewijs kunnen aantonen, wel de Japanse nationaliteit bemachtigen.
In Japan is het zo dat als de tweede generatie de Japanse nationaliteit heeft, nakomelingen tot en met de vierde generatie een verblijfsvergunning kunnen verkrijgen. Daarom wensen veel leden van de tweede generatie de Japanse nationaliteit zich eigen te maken, omdat hun familie dan in Japan zou kunnen werken, en met hun salaris, het leven van hun Japanse families in de Filipijnen, zou kunnen steunen en verbeteren. Daarom zijn er meer dan 100 Japanners uit de Filippijnen die op dit moment een verzoek bij de rechtbank voor het toewijzen van de Japanse nationaliteit hebben ingediend. Het is erg moeilijk de Japanse nationaliteit te verkrijgen, maar dankzij deze activiteiten is er in de Filipijnen nu ook een groep van Japanse Nakomelingen bij elkaar gekomen, om met elkaar ervaringen uit te wisselen en met elkaar activiteiten te ondernemen.
SLOT
Dit was mijn korte verhaal over Japanners die in China zijn achtergelaten, en Japanse Nakomelingen in de Filipijnen. Ik ben ervan overtuigd dat de Japanse Nakomelingen in Nederland, de Japanse kinderen in China en Japanse Nakomelingen van de Filipijnen waarover ik heb verteld, voor Japan van enorme waarde zijn. Elke groep heeft veel pittige ervaringen in hun leven gehad, en ik denk dat zij een belangrijke band vormen, en een brug tussen Japan, Nederland, Indonesië, China en Filipijnen zijn. Ik hoop dat jullie door jullie bestaan een waardevolle rol kunnen spelen voor vriendschap en vrede in de wereld.
Dank u voor uw aandacht. 12 april 2014