[:nl]

Op 22 maart 2009 overleed Dolf, geboren op 8 april 1917, na een korte maar heftige ziekte, op 91-jarige leeftijd. ‘Hij laat een blijvende leegte achter’ schreven zijn vrouw, dochter en kleinkinderen op de rouwkaart. De JIN-leden betreuren zijn verlies, in het bijzonder die leden die hem sedert de jaren 1993-1994-1995 goed hebben leren kennen. Velen hebben hem op de jaarlijkse JIN-relatiedag ontmoet. Hij en zijn vrouw Carry waren daar tot in 2008 trouwe en zeer gewaardeerde gasten. Voor de Japans-Indische nakomelingen en voor de vereniging JIN had Dolf een bijzondere betekenis zoals hierna wordt toegelicht.

Dolf meldde zich in 1938 als jongeman bij het KNIL. In de massale werkloosheid van de crisisjaren vormde het KNIL voor velen een uitweg. Uitgezonden naar Indië, vocht hij in maart 1942 als infanterist bij Kalidjati en Soebang op Java tegen de Japanse invasiemacht. Krijgsgevangen genomen, werd hij ingezet om te werken bij de lijkopruiming. Hij stuitte toen op een massa-executie van krijgsgevangenen (74 man op 6 maart 1972 bij Tjiater, zoals later is gebleken; Dolf spoorde eind jaren zeventig in Nederland twee overlevenden van die groep op die elkaar doodwaanden!). Van Bandoeng ging het naar de haven van Tjilatjap, naar Batavia, en naar Tandjong Priok, om per schip via Singapore naar Thailand te gaan. In diverse werkkampen (Kingsajok en Rintin) werkte hij als dwangarbeider aan de beruchte spoorlijn, en als verpleger van zieken en stervenden. Na verloop van tijd werd hij naar Japan getransporteerd, waar hij, gedurende twee jaar, onder uiterst beroerde omstandigheden, in een kolenmijn moest werken, in Mizumaki, een stadje bij Fukuoka, gelegen op het eiland Kyushu. Op 15 augustus 1945 kwam daar de bevrijding, en op 22 september reisde hij naar Nagasaki waar hij verbijsterd de enorme verwoestingen van de atoombom aanschouwde. De bedelende, verweesde kleine kinderen bleven hem bij. Tijdens een doorgangsverblijf in Manilla overkwam hem een vreselijk auto-ongeluk. Van zijn ernstige verwondingen herstelde hij via ziekenhuizen in Hong Kong en Sidney uiteindelijk in Nederland waar hij Carry ontmoette. Demobilisatie was echter niet toegestaan. Hij deed in 1948 een half jaar dienst in Batavia/Djakarta waar hij een Indonesische bomaanslag meemaakte. Terug in Nederland trouwde hij met Carry op 15 september 1948, en werd hij een succesvol zakenman (woninginrichting).

Zijn ervaringen als krijgsgevangene waren ons in de jaren negentig uiteraard al bekend, maar alleen in hoofdlijnen, de details lazen we eerst in zijn autobiografische boekje ‘Mijn Kampverleden 1942-1945’ dat in 2003 verscheen. Het berust grotendeels op herinneringen die hij al in Manilla opschreef. Bij herlezing valt op hoe fel de emoties oplaaien; woede en haat- en wraakgevoelens over ondergaan onrecht, over afstraffingen en vernederingen; intense machteloosheid bij het zien van andermans noodlot; doodsangst toen de mijn instortte en hij drie dagen afgesloten was; blijdschap over lijfreddende meevallers. De toon van zijn verslag blijft doorgaans nuchter, hij heeft oog voor komische voorvallen, hij scheert de vijand niet over één kam, en hij maakt ook melding van staaltjes van humaan gedrag, bijvoorbeeld een arts die hem –tijdens z’n zoveelste malaria-aanval- vrijstelde van werk en liet opnemen; of Tamura-san, een mijnopzichter, die voldoende rust bood, nooit sloeg, en af en toe visjes gaf.
Uit het voorwoord (van Van Agt die als gezant van de EU in Japan, in 1995 in Mizumaki kennismaakte met de EKNJ en Dolf) blijkt dat Dolf’s haat- en wraakgevoelens sinds lange tijd verdwenen waren -en in interviews bevestigde Dolf dit nadrukkelijk. Hoe is dit in zijn werk gegaan? In de jaren zeventig begon na zijn pensionering zijn oorlogsverleden heftig op te spelen. Op aanraden van zijn therapeut prof. Bastiaans van de stichting ’45 reisde hij naar de oorlogsplekken in Indonesië en Thailand. Naar Japan durfde hij pas in 1985. Die reis vormde een keerpunt in zijn leven. Toen hij het dorp Mizumaki bezocht, stuitte hij op een vervallen en overwoekerd monument. Sindsdien had blijkbaar niemand er meer naar omgekeken. Dit is niet verwonderlijk, want zoals de Japanse historicus Eidai Hayashi (een expert inzake POW’s in Kyushu) later vertelde, was het op de dag van de capitulatie haastig opgericht om de geallieerden de gunstige indruk te geven dat overledenen een rustplek was gegeven: a false monument on a bogus burial site, noemde Hayashi het. Dolf nam er geen genoegen mee, hij schreef naar de ambassades, en keerde in 1986 terug om het gemeentebestuur ertoe te bewegen het monument schoon te maken en te renoveren. Dat ging niet zo snel natuurlijk. Maar met hulp van de 72-jarige dorpsbewoner Hiroshi Kurokawa lukte het in 1987. Zie over de eveneens kortgeleden overleden Hiroshi het stukje elders in dit blad. In één van de Japanse TV-uitzendingen zei Dolf dat hij graag Minoru Tamura zou ontmoeten, die Japanner die hij nooit had kunnen vergeten. De volgende dag belde zijn schoondochter dat hij in leven was. Hij woonde 500 km weg. Men organiseerde daar een ontmoeting. (zie foto).
Het hele dorp liep uit. “It did me a world of good how nicely those people treated me, people who had their own share of guilt. Sure, the Japanese have that too, you know, guilt about their parents’ misdeeds”, aldus Dolf.
Over deze ontmoeting schreef een Japanse krant in 2000 dat “Tamura, who has since died, was ill at the time and had just returned from hospital. Even so, he was delighted with the reunion, Hayashi said. The two men looked at each other and embraced. Meeting with Tamura seems to have helped alleviate Winkler’s pain, Hayashi added. Since then, the Dutchman has visited Mizumakimachi every year — sometimes more than once — with fellow former POWs and their families`.
Terug in Nederland richtte Dolf in 1985 een werkgroep op van Ex-krijgsgevangenen en nabestaanden Japan, later de gelijknamige stichting, afgekort EKNJ. Dolf startte een project om de namen van de doden van de mijnen van Mizumaki op het monument te zetten, en later die van alle overleden Nederlanders in Japanse krijgsgevangenschap. Daarvoor kwam een subsidie van Nederland beschikbaar. De EKNJ beijverde zich verder om verwerkingsreizen naar Japan te organiseren. Deze reizen bleken een schot in de roos. Op de site www.vriendenvanjapan.nl , die gaat over de huidige stedenband tussen Emmeloord en Mizumaki, zegt Dolf, dat hij een vriendschapsband wilde smeden tussen ex-krijgsgevangenen en Japanners. Want alleen op die manier kunnen zij van hun oorlogstrauma afkomen, meent hij. “Tijdens mijn bezoek aan Mizumaki ontmoette ik zoveel vriendelijke en hulpvaardige Japanners. Dankzij hen kwam ik eindelijk van mijn haatgevoelens af. Dat is zo’n bevrijding! Met de gezamenlijke herdenkingsbijeenkomsten bij het monument wilde ik andere ex-krijgsgevangenen dezelfde ervaring meegeven.” Dan wordt hij enthousiast en gaat op het puntje van zijn stoel zitten. “Ruim driehonderd andere ex-krijgsgevangenen heb ik meegenomen naar Japan. En allemaal kwamen ze genezen terug!” Op een bepaald moment waren de voormalige krijgsgevangenen die nog in leven waren, echter te oud om de lange reis naar Japan te kunnen maken. Daarom is op zaterdag 23 april 2005 de stichting EKNJ opgeheven. “Het is mooi geweest”, zegt Dolf Winkler, al klinkt het niet erg overtuigend. “Het doet natuurlijk pijn mijn levenswerk achter te laten, maar ik heb het volste vertrouwen dat de geschiedenis zich niet zal herhalen.” De herdenkingen in Mizumaki gaan evenwel van jaar tot jaar door.
In oktober 1991 schreef de kersverse vereniging JIN (bestuur: Hilgers, mw Meijer, De Winter, Böck, en mw Gieske-Erentreich) een brief naar de EKNJ met het verzoek bij hun reis naar Japan ook aandacht te vragen voor de JIN en waar mogelijk de opgestelde informatiefolders te verspreiden. Dat deed Dolf. Hij schreef later vriendelijk terug dat de reis een enorm succes was, en veel media-aandacht had getrokken. In 1993 hadden postergroep en bestuur met de Winklers gesprekken betreffende contacten met Japan (pater Salemink, journalisten en TV-filmploegen).
Overigens heeft de stichting EKNJ zich niet beperkt tot de organisatie van reizen. Zij zette ook allerlei exhibities over de oorlog op, of droeg daaraan bij, onder andere in een vruchtbare samenwerking met Museon, en dat niet alleen in Nederland maar ook in Japan. De door Winkler in 1980 vervaardigde fototentoonstelling “Nederlands-Indië in de Tweede Wereldoorlog” heeft sinds 1995 elk jaar in diverse Nederlandse steden gecirculeerd.
Het JIN-bestuur maakte in de persoon van Hideko op een KJBB-dag (vermoedelijk in 1995) beter kennis met Dolf en Carry Winkler. Het toen voor het eerst aangetreden nieuwe JIN-bestuur (met Bauke Talens als voorzitter) zocht actief naar mogelijkheden om zelf naar Japan te reizen. Het idee was dat een dergelijke reis goed voor de JIN-leden zou zijn uit een oogpunt van verwerking. Ook was de overtuiging gegroeid dat voor het zoeken naar vaders een steunpunt in Japan zelf moest worden gezocht. In 1993 was Cherie Landegent, een JIN-lid, die donateur was geworden van de EKNJ, moedig als zij was, met een reis meegegaan, en teruggekomen met positieve berichten. In 1995 gingen Dick Bodenstaff (met EKNJ) en Hideko (op eigen kosten) naar Japan waar zij ook de herdenking in Mizumaki bezochten. De JIN mocht daar dankzij Winkler en Kurokawa voor het eerst het woord voeren. Voor 1997 werd, op al deze contacten voortbouwend, met de EKNJ een reis gepland waar een groot aantal JIN-leden aan kon deelnemen. Let wel, op eigen kosten. Echter, enkele weken voor vertrek kreeg men bericht van de Japanse ambassade dat de vliegtickets werden betaald. Hideko werkte voor het reisplan nauw samen met Carry Winkler, de JIN- groep kon doorreizen naar Kyoto en Tokyo.
Het is goed eraan te herinneren dat de inspanningen van Dolf en de EKNJ allerminst op brede instemming in Nederland of beter gezegd van de Indische gemeenschap in Nederland konden rekenen. Integendeel, er was veel opschudding onder de mensen die hem voor ‘Jap-vriendje’ uitmaakten. Hij kreeg te maken met bedreigingen over de telefoon: stemmen die zeiden, ik weet hoe ik je kan vinden. Niet dat het Dolf werkelijk dwars zat, of hem van zijn pad afbracht. Eerder maakte het hem juist strijdvaardiger (wat ook weer weerstand opriep). Hij was er bovendien werkelijk van overtuigd geraakt, dat haat-en wraakgevoelens tot niets zouden leiden. Het is een muur die je moet afbreken anders is er geen uitzicht, zei hij altijd. Dolf kreeg ook een hekel aan de cultivering van de gevoelens van slachtofferschap, die hij in de Indische gemeenschap signaleerde. Dit voert, zei hij, tot een uitzichtloze cirkel waaruit geen ontsnappen mogelijk is. De weerstand tegen Winkler en de EKNJ had een taai leven: het had o.m. tot gevolg dat zij tot 2005 als organisatie niet welkom waren bij het Indisch Platform en de st. 15 Augustus Herdenking (De EKNJ is nadat in 2001 Paul Niessen het roer van Dolf had overgenomen, in 2005 gestopt). Dit is een opmerkelijk feit, zeker als je leest wat Dolf en zijn makkers hebben doorgemaakt, terwijl de ingeslagen koers en de geleverde inspanningen nota bene wel hebben geleid tot koninklijke onderscheidingen voor Hiroshi Kurokawa en Dolf Winkler.
Ook de JIN werd in die tijd vaak met een scheef oog of met de nek aangekeken. In het isolement kwam evenwel langzaam verandering. Behalve steun van de EKNJ (Dolf en het bestuur trokken zich gelukkig niets aan van diegenen die kritiek hadden op hun ‘associatie’ met kinderen van een Japanse vader), kwam ook steun van de kant van Pelita. De toenmalige directeur Leo de Coninck bevorderde de nodige hulpverlening van de kant van oorlogsgezondheidscentra, en bevorderde een entree bij het Indisch Platform en de Japanse Ambassade. De gesprekken van het JIN-bestuur bij de ambassade verliepen in goede sfeer, maar leverden niets concreets op. De contacten met de EKNJ hielpen niet zozeer bij het leggen van contacten met de Indische gemeenschap. Wat echter grote praktische betekenis zou krijgen, waren de vele positieve ontmoetingen, op de reizen zelf en erna, tussen JIN-leden en de ex-krijgsgevangenen van Japan en hun nabestaanden. De onderlinge contacten en met naoorlogse Japanners werkten bevrijdend. Dolf demonstreerde dat het mogelijk is als oorlogsslachtoffer niet in het vijand-denken stil te staan, en vriendschap te sluiten met naoorlogse Japanners. Voor JIN’ers werkte ook dat inzicht bevrijdend. Het bracht het vrede hebben met jezelf dichterbij.
In 1995 had de Japanse regering een tienjarig beleidsprogramma in het leven geroepen om vrede en verzoening te bevorderen. Deel ervan was een budget voor reizen naar Japan vanuit Nederland. De EKNJ had –opmerkelijk genoeg- moeite daarin snel toegang te krijgen, ondanks de al jaren getoonde positieve inzet. Het JIN-bestuur kreeg intussen bij de ambassade voor een bijdrage in de reis geen voet aan de grond. Waarschijnlijk was de reden een (onuitgesproken) vrees voor ongewenste precedentwerking (kinderen van Japanse vaders). Intussen stond echter voor 1997, als hierboven gezegd, een grote JIN-groep klaar om met de EKNJ mee te gaan (15 personen, onder wie drie moeders). De JIN rekende op niets en wat kon JIN trouwens anders doen? Enkele weken voor het vertrek van Schiphol kwam volkomen onverwacht een telefoontje binnen van de ambassade dat Japan alle vliegtickets zou bekostigen. Op dit besluit is geen toelichting gegeven. Misschien gaf de formule dat de nakomelingen van JIN niet zelfstandig maar onder de vlag of de directie van de EKNJ konden meegaan, binnen de Japanse ambassade de oplossing. Als dat zo is, vergroot het de erkentelijkheid van JIN voor de EKNJ (en Pelita). Zonder hen zou het naar alle waarschijnlijkheid niet zijn gelukt. Bijna alle 1e generatie JIN-leden hebben vanaf 1997 de reis kunnen maken, niet zelden gecombineerd met een bezoek aan Japanse familie. Zonder subsidie zou dit praktisch onmogelijk zijn geweest.
In de jaren daarna kwamen we Dolf regelmatig tegen, altijd even belangstellend naar het wel en wee van de JIN, steeds op de jaarlijkse relatiedagen present. We zagen hem in het indrukwekkende fotoboek van Jan Banning met bloot bovenlijf geportretteerd (Sporen van de oorlog). Ook in de media hoorden we regelmatig zijn vertrouwde stemgeluid. In 2000 bijvoorbeeld betuigde de Japanse minister-president K. Obuchi ten overstaan van premier Kok: “diepe spijt en oprechte excuses voor de enorme schade en het lijden dat Japan velen, onder wie Nederlandse oorlogsslachtoffers, heeft berokkend.” Voor een aantal organisaties ging dit als gebruikelijk niet ver genoeg. “Hij moet zijn spijt openlijk, liefst op televisie, betuigen” en “Wij horen graag dat er een fonds voor dwangarbeiders komt die in de oorlog in Japanse kolenmijnen (…)hebben gewerkt”. Dolf, de man die daar echt zelf gewerkt heeft, heeft daar echter nooit om gevraagd. “Japan kan duizendmaal zijn excuses aanbieden, maar er zijn mensen die hun haatgevoelens blijven houden. Ik zeg altijd: wie een muur afbreekt, bouwt een uitzicht op.”
Op de crematieplechtigheid was ook uit Mizumaki een vertegenwoordiger aanwezig, Ralph Schriock, die een indrukwekkende toespraak hield. “Wij missen zijn persoonlijkheid, hij was onze steun en toeverlaat, maar bovenal missen wij zijn liefde. Voor de vele goede dingen die hij tot stand heeft gebracht zullen we zijn leven “vieren”. Deze zomer is Carry naar Mizumaki gereisd om de wens van haar echtgenoot uit te voeren. Zij heeft zijn as daar verstrooid. Zo is Dolf tenslotte verenigd met zijn kameraden die in de kolenmijnen van Mizumaki het leven hebben gelaten. Niet ver van het Memorial waar elk jaar de Japanse ingezetenen van Mizumaki, notabelen en burgers van jong tot oud, de in Japan overleden Nederlandse krijgsgevangenen herdenken, en nu ongetwijfeld ook de herinnering aan Hiroshi Kurokawa en Dolf Winkler levend zullen houden.

[:ja]25239-a

ドルフ・ウインクラを追悼する

1917年4月18日に生まれたドルフ・ウインクラ氏は2009年3月22日、91歳で亡くなりました。ご葬儀の招待カードに、妻のキャリーさんは彼のことをこう書きました:「彼は他界しましたが、皆の人生に大きな足跡を残しました。」ウインクラさんの死亡に対して、JIN会は深い悲しみを覚えました。JIN会は特に、1993~1995年から、彼のことをよく知るようになりました。多くのJIN会員は、毎年のJIN集会の日、彼に直接会えました。彼と妻のキャリーさんは、2008年の集会に、JINの来賓として出席しました。日本・オランダ・インドネシアの混血の人たち、そしてJIN財団にとって、ドルフの存在は特別でした。

ドルフさんは1938年に、オランダの国軍に入軍しました。当時の失業状態が最悪であったため、多くのオランダ人にとって、軍隊の職務は最善の選択肢でした。オランダ領東インドに派遣されたドルフは、1942年3月からジャワ島のソエバンで日本軍の侵入に対して戦いました。彼は日本軍の捕虜になり、強制的に死んだ兵隊の処理をさせられました。彼は他の捕虜の虐殺事件が起きた時も生けぬけました。インドネシアのバンドエンから彼は港町のチラチャプ、そしてバタヴィアまで連行され、そしてタンジョン・プリオクから彼は船でシンガポールからタイ国まで連行されました。彼はタイメン鉄道をはじめ、様々な収容所で強制労働を強いられたし、亡くなった兵や病気の兵隊の世話もしました。最終的に彼は日本まで連行され、過酷な状況で彼は福岡県水巻町周辺の炭鉱で強制労働をされました。日本が1945年8月15日に敗北した後、彼は9月22日に長崎に入り、原爆が起こした悲劇を目撃しました。原爆で苦しませた子どもたちのイメージは彼の心の深くまで刻まれてしまいました。オランダに帰国途中、彼はフィリピンのマニラで交通事故にあいました。傷害の回復のため、彼は香港とオーストラリアで入院し、そしてオランダの病院に入院しました。そこで、彼は将来の妻キャリーさんと出会いました。しかし、軍隊からの引退はまだ許されていませんでした。それから、1948年に彼は半年、バタヴィア・ジャカルタに派遣され、インドネシア空軍の攻撃にも巻き込まれました。ようやくオランダに帰った後、彼は1948年9月15日にキャリー婦人と結婚し、デザイナーとして成功を収めました。

1990年代から、私たちJIN会員は、捕虜として彼の経験を本や新聞から知りました。彼の自伝、「収容所の経験、1942~1945」からその経験の詳細をより深く知りました。彼は捕虜としてマニラでの経験を細かく書きました。捕虜として、彼は同時に怒りや深い悲しみを感じたし、他の捕虜を助けられない空しさから無力の気持ちもありました。罰として3日間、独房に閉じこまれた時の恐怖感、そして解放された時の喜びを自伝で伝えてくれました。自伝には、冷静な面もあり、少し笑えるところもあります。彼は人間の本心も鋭く観察しました。そして炭鉱で彼を親切に扱ってくれた警備員であった田村さんのことを懐かしく書きました。田村さんは休憩をさせてくれたし、捕虜を叩くこともなかったそうです。そして自分の弁当から食べ物を分けてくれました。

自伝の序文に日本に対する怒りや憎みという気持ちは完全に消えている、と書いてあります。その気持ちをどんな風に整理したのでしょうか。彼が退職後の生活をはじめた1970年代から、長年潜んでいた戦争の暗い思い出が再び浮かび始まりました。精神カウンセラーのアドバイスで、彼はインドネシアとタイ国の戦場跡を訪問しました。1985年にドルフはようやく日本を訪れる勇気を出しました。その旅行は彼の人生に大きな転換を起こしました。水巻町を訪れた時、彼は偶然に忘れられた慰霊碑を発見しました。戦争が終わってから、水巻町民がその慰霊碑の存在を完全に忘れていたことは、不思議ではなかったでのす。戦争の歴史を詳しく書く、作家の林えいだい氏によると、その慰霊碑は戦争直後に連合軍の戦争犯罪調査を恐れていた炭鉱会社員に一晩だけで慌てて建てられたものだそうです。林いわく、それは「いんちきの墓地に建てられた虚偽の慰霊碑」でした。荒れ果てた状態になった慰霊碑に不快感を持ったドルフは、日本とオランダの大使館にアピールし、次の年に水巻町が慰霊碑の修復を支援するよう、再び来日しました。その修復には長い時間かかりましたが、黒河博さんの協力のおかげで、最初の修復は1987年にできました。2009年に亡くなった黒河博さんの話は、この報告書に載せられています。テレビのインタビューで、ドルフは収容所の元警備員の田村実さんに会いたい、という願いを述べた時、田村さんの孫が現れ、彼が500km離れている県に住んでいる、という嬉しいニュースを伝えました。それでドルフと田村さんの感動的な再会が手配されました。(写真)

田村さんとの再会を通して、ドルフは日本人との友情を感じ始めました。彼いわく、「彼らに大変親切に扱われ、和解の気持ちで心が満たされた。戦争の責任を感じている大勢の人と出会った。親の誤りに罪悪感を持った人もいた。」

その再会について、日本の新聞は2000年に次のことを書きました:「大分前に亡くなった田村さんは、ウインクラさんに会った時、すでにかなり重病でしたが、ウインクラさんと再会できて、彼は大変喜びました。二人の男はお互いの目を見つめ、抱き合いました。田村さんと再会できたウインクラさんは一気に戦争の痛みを無くしたようだった。その時から、オランダ人であるウインクラさんは毎年、水巻町を訪れ、大勢の元捕虜とその遺族を案内するようになった。」

1985年の訪問の直後、ドルフはオランダに帰り、EKNJ(日本軍の元捕虜とその遺族の会)を設立しました。最初のプロジェクトは、日本で亡くなったオランダ兵の全員の名前を調べ、水巻の慰霊碑に貼ることでした。そのため、オランダ政府の援助金をもらいました。EKNJは毎年、和解と気持ちの整理のための日本訪問を計画しました。水巻町とエメロード市の間の交流を描く、日本の友会財団のウェブサイトには、ウインクラさんは、日本人と元捕虜の間に深い友情の輪を作り上げたいという願いを明らかにしました。彼によると、その友情を通して、戦争の傷痕が癒されます。「日本訪問を通して、私は大勢の親切な日本人と出会った。彼らのおかげで、憎しみの気持ちを無くした。それは本当の解放の気持ち!日本での献花式を経験する他の元捕虜も、その気持ちを与えてあげたかった。」

その元捕虜の経験を説明した時、ウインクラさんは思わず興奮しました。「300人以上の元捕虜を日本へ連れて行きました。全員がその訪問に満足し、気持ちの整理ができました。」

しかし、年間がたつにつれて、まだ生きている元捕虜が楽に日本に旅行する年齢を超えたため、ウインクラさんは2005年4月23日に、EKNJの活動を中止しました。ドルフいわく、「素晴らしい時間でした。しかし、自分の人生の目的を止めるのは、当然、痛ましいことだ。しかし、戦争の悲しい歴史が二度と起こらない、と私は確信している。」水巻での献花式は今でも毎年、様々な形で行われています。

1991年10月に、JIN会はEKNJに手紙を書き、EKNJ日本訪問の際、JIN会の活動と目的について情報を広めることを依頼しました。ドルフは喜んでその依頼を受けました。彼が後で話したように、日本のメディアはJIN会の事情に強い興味を示して、1993年までにJIN会は日本で様々なコンタクトができました。

その時期から、EKNJの活動は日本訪問に留まらず、オランダと日本での戦争展示会を開催しました。

1995年からJIN会の理事、ヒデコ・ヒースケは個人的にウインクラ夫妻を知り、日本へ訪問する可能性を尋ねました。JINの理事会のなか、日本人の父を捜索する活動は、何より、日本で行われなければならないという意見が強まりました。1993年に、JIN会員であったチェリエ・ランデヘントはEKNJのメンバーにもなり、EKNJと一緒に有意義な日本訪問に参加できました。そして1995年に、JINメンバーのディック・ボデンスタッフも、EKNJの日本訪問に参加し、ヒデコ・ヒースケは自費で来日しました。その時から、ウインクラさんと黒河博さんのありがたい支援を受けました。日本でのコンタクトができたJIN会は、自費でも、1997年から日本訪問を本格的に計画しはじめました。しかし、その年、参加者が出発直前、日本大使館が旅費を負担するという嬉しいニュースを聞きました。ヒデコはキャリー・ウインクラさんと共に、京都と東京訪問を含んだ旅行のプログラムを計画しました。

ドルフ・ウインクラを追悼し、忘れてはならないもう一つの重要なことは、彼とEKNJがオランダ国で、日本系とインドネシア・オランダ系のルーツを持つ私たちのイメージを改善したということです。実は、ウインクラさんが言うには「ジャップ(日本人)の友達だ」と批判したオランダ人もいたということです。しかし、ドルフはそういう批判の声に立ち上がりました。彼は心の底から、憎しみの気持ちは全く無用だと確信していました。憎しみの壁を取り壊さないと、外の世界が見えない、と彼はいつも言っていました。さらに、ドルフが嫌がったのは、戦争経験者の過剰の「被害者意識」でした。自分が被害者だ、と強調する人は、逃げられない気持ちの罠に落ちてしまう、と彼が考えました。ウインクラさんとEKNJの勇気は歓迎されないことも度々ありました。2005年まで、EKNJは日本からの解放を祝う8月15日の終戦記念碑の行事に招待されませんでした。平和と和解のために努めたウインクラさんと黒河博さんがオランダ女王の勲章を受章したことを考えると、「解放の日」行事への参加が拒否されたのは、とても皮肉な話です。

「日本人の子ども」と協力しているEKNJへの批判にも関わらず、オランダでの変化が起こりはじまりました。EKNJとJINはペリタという政府の機関からの支援を得て、当時のペリタの理事長、レオ・デ・コニックさんが、戦争の精神カウンセリングセンター、東インド・プラットフォームと日本大使館との連絡を手配してくださいました。しかし、何より、JINの会員と日本軍の元捕虜とその遺族が一緒に日本を訪問し、共に協力するのは重要なことでした。JINとEKNJのメンバーは共に戦後生まれの日本人と友情関係ができて、戦争の苦しみから完全に解放されました。私たちJIN会のメンバーも、平和と解放的な気持ちができました。

1995年に、日本政府は、和解と平和を促進するため、10年間に渡る日蘭架け橋計画を計画しました。オランダから日本への訪問の予算も組まれました。しかし、数年間に渡り独立的な活動をし続けていたEKNJは、最初、その計画のなかには検討されなかったし、JIN会の日本訪問も、計画されていませんでした。援助を期待できないままで1997年の日本訪問がはじまるところ、日本大使館から突然の電話が入り、日本への飛行機代を払ってくれるというニュースが来ました。援助を頂いた理由は明らかではないが、おそらく、それはJIN会がEKNJと共に来日をすれば、日本政府がそのコストを正当化できると考えたからでしょう。つまり、それはEKNJとペリタの存在が、さらにJIN会にとって、大変重要なことであったということになります。EKNJのおかげで、1997年以来、ほぼ全員の一世のJIN会員は日本を訪問し、数人かが日本人の家族にも会うことができました。

私たちはドルフ・ウインクラさんに知り合ってからで、彼はいつもJIN会のことに関心を払ってくださいました。彼の強いメッセージはメディアでもよく聞きました。2000年に、オランダを訪問した小渕前総理がオランダの総理に次の言葉で戦争責任を言い渡しました:「オランダ人を含む、大勢の人々に日本国が起こした被害と苦しみに対して、お詫びを申し上げます。」しかし、多くのオランダ人にとって、その言葉は不十分に感じられました。「彼はせめてテレビで、謝らなくちゃ」、あるいは、「日本で強制労働のため、賠償金を払うべきだ」というような発言が聞こえました。しかし、ウインクラさんは、それ以上のお詫びは必要ないと言いました。彼いわく、「日本が千回謝罪しても、自分の心から憎しみを出しきれない人間もいます。私はいつも言ってように、憎しみの壁を取り壊せないかぎり、外の世界が見えません。」

ドルフ・ウインクラの葬式に、水巻町の代表として、ラルフ・シュリオックも出席しました。彼が次のようなことを述べました。「彼の喪失を悲しむのではなく、彼の人生を祝うべきです。」ドルフ・ウインクラさんから我々が頂いた貴重な財産を、私達は心から祝いたいです。今年の夏、妻のキャリーさんは水巻町を訪れ、ドルフさんの遺灰を永遠に水巻の土地に散灰しました。そのことにより、ドルフは収容所で亡くなった同僚と一緒に眠ることができます。彼が眠っている土地では、水巻町民がこれからも、亡くなったオランダ人を追悼しながら、ドルフ・ウインクラさんと黒河博さんのことを、ずっと追悼し続けるでしょう。

Dolf overleed op 22 maart 2009 en Hiroshi op 24 juli van dat jaar.

Ze waren vrienden geworden in Mizumaki waar het Kruis Monument is opgericht ter herdenking van de 871 in Japan omgekomen Nederlandse dwangarbeiders.

In het JIN blad van 2009 verschenen artikelen ter nagedachtenis. Met name Dolf Winkler, stichter van EKNJ, was voor de JIN leden van grote betekenis omdat hij ze liet meereizen naar Japan.

Zie voor het artikel over Kurokawa deze link: 2HIROSHI KUROKAWA

En voor Dolf Winkler deze link: 2DOLF WINKLER[:en]25239-aDolf overleed op 22 maart 2009 en Hiroshi op 24 juli van dat jaar.

Ze waren vrienden geworden in Mizumaki waar het Kruis Monument is opgericht ter herdenking van de 871 in Japan omgekomen Nederlandse dwangarbeiders.

In het JIN blad van 2009 verschenen artikelen ter nagedachtenis. Met name Dolf Winkler, stichter van EKNJ, was voor de JIN leden van grote betekenis omdat hij ze liet meereizen naar Japan.

Zie voor het artikel over Kurokawa deze link: 2HIROSHI KUROKAWA

En voor Dolf Winkler deze link: 2DOLF WINKLER[:]